Zacharia 10,3-12

 


Schapen worden helden

Sommige teksten worden vrijwel nooit gelezen, bijvoorbeeld omdat, zoals met dit hoofdstuk, het NT er geen verband mee legt; of omdat onze tijd godsdienst hooguit gedoogt als moraal-versterkend middel en dan passen die helden niet zo goed; of omdat zo´n tekst tot heftige meningsverschillen kan leiden, vooral over Israël en de kerk.1 Ik heb wel eens gepreekt over een soortgelijke profetentekst. Later hoorde ik van de plaatselijke predikant, die ook in de kerk zat: `toen je dat stuk voorlas, dacht ik: Oei, als dat maar goed afloopt. Dat wordt weer een hele week brandjes blussen.´ Verdraagt het christelijk geloof het om onze eigen actualiteit even in de wachtstand te zetten? Bijbelonderzoek lijkt op onderzoeksjournalistiek. Eerst de tijd begrijpen van de vroegere lezers die in de tekst werden aangesproken. Eerst de biografie van God en Israël lezen en pas dan vragen wat de plek van deze tekst is in het geheel van de bijbel. Het tweede deel van het boek Zacharia speelt in de Griekse tijd, de periode na Alexander de Grote, als het vroege Jodendom overeind moet blijven tussen de machten van dat moment, Syrië en Egypte. Dus daar moeten we beginnen.

Deze verzen staan vol afwisseling en contrasten. Verzen waarin God spreekt: „Ik zal …” worden afgewisseld met verzen waarin over God wordt gesproken: JHWH zal… of JHWH is…

Je kunt het hoofdstuk lezen als `tekst en uitleg´. De `tekst´ hoort bij de profetische traditie. Ook in bijvoorbeeld Jeremia 23: 1-2 verklaart God dat hij orde gaat scheppen vanwege zijn in de steek gelaten kudde. De `uitleg´ in vers 3 en 4 zegt dat ook zo. Gods optreden betekent herstel en weer thuisbrengen van zijn volk. Maar de uitleg gaat een stap verder. Juda zal vijandschap ondervinden van de `herders´, de grote mogendheden, en zal moeten vechten om overeind te blijven. Gods kudde wordt daarom een strijdros, een strijdgroep van stevige vechters, aangeduid als hoeksteen, tentpin of boog. (zoals in 9:13). Daardoor is dit ook een tekst van grote contrasten.

Het beeld van Gods volk als `zijn kudde´ is bijbellezers wel vertrouwd. Maar dat de schapen tot een strijdros worden, tot helden die op hun beurt aan imponerende legers, aan `hen die op paarden rijden´, de nederlaag toebrengen, dat klinkt toch wel heel anders. In vers 6 spreekt God weer: `Van Juda maak ik helden.´ Hij noemt ook `Jozef´, de vroegere bewoners van het noorden en zegt: `ik zal me ontfermen, ik zal ze weer thuisbrengen.´

Minderheid

Hier spelen de ervaringen van vele generaties in mee. Juda staat voor de mensen rond Jeruzalem, gedeporteerd door de Babyloniërs en onder de Perzen voor een deel teruggekeerd naar Jeruzalem. Jozef staat voor de noordelijke stammen die al ver vóór Juda gedeporteerd waren door de Assyriërs. In Zacharia 10 worden oude teksten over hoop voor Jozef-Efraïm opnieuw gelezen en nu toegepast op de Griekse tijd, als het vroege Jodendom het als minderheid moet volhouden tussen de machten van dat moment. Ze moeten vechten, maar dit gaat niet over de moderne tegenstelling van onderdrukkers en slachtoffers. Die is altijd actueel, maar de rollen kunnen zo gemakkelijk wisselen, daar laat God zich niet bij indelen. JHWH heeft zijn eigen manier van ruimte maken voor leven. Hij zal immers in twee richtingen orde op zaken stellen, zegt vers 3. Eerst tegenover de dominante cultuur die komt ´uitleggen´ dat geloven in de God van Abraham `niet meer van deze tijd is´. Hij zal zijn volk redden en zich over hen ontfermen.

Maar ook binnen zijn eigen volk zal God het leven recht zetten. In vers 6-8 klinken woorden die we ook kennen uit andere profetenteksten (Jer. 31:10). Hier klinkt ook het antwoord op de bittere vraag die de Psalmen zo vaak uitroepen: `Hoe lang nog blijft U verstoten?´ (44:24, 88:15): `Ik maak het verstoten ongedaan, alsof het er nooit is geweest.´ Je moet het dus niet over sterke leiders hebben en over `wij´ die die `anderen´ moeten verslaan. Maar over God, die heeft ervaren dat ook gelovigen zelf de vijand kunnen zijn van recht en gerechtigheid. En die niet van plan is op te geven. Het boek Zacharia laat zien hoe dat er in de echte wereld aan toegaat. Daar gelden niet alleen de toekomstvisioenen van hoofdstuk 1-8, maar vanaf hoofdstuk 9 blijkt de plek om God te dienen alweer bedreigd te worden. Deze omslag in het boek Zacharia heeft overeenkomsten met de omslag in onze cultuur. De dromen van mondiale eenheid vervagen in concurrentie met de harde vragen van veiligheid, zekerheid, aandacht. Is er nog leven na het visioen?

Ploeteren

Lees zelf, zeggen de schrijvers van de volgende generaties. Als je God aan het werk hebt gezien tussen de mensen, leest van Gods pijnlijke ervaring dat hij zijn eigen Tora en zijn eigen volk in de vernieling ziet raken tussen religies en belangen, maar dan ook zijn ploeteren voor bevrijden, thuisbrengen en heel houden, dan is er hoop om te koesteren en te verdedigen. Jodendom en christendom zijn zich bewust dat Gods aanwezigheid in de wereld niet hetzelfde is als `de kerk´, of `de staat Israël´. De geschiedenis ging ook anders verder dan in deze tekst werd verwacht.

God is niet onder ons via een plan dat eenvoudig wordt `uitgerold´. Hij heeft ervaring met de harde werkvloer. Maar hij laat zich niet wegjagen. Wen er maar aan, zeggen we dan tegenwoordig. Of, met vers 7: vrolijk worden als van wijn. Dat is Bijbelser.

Dr. Eep Talstra is emeritus hoogleraar

Oude Testament aan de Vrije Universiteit

Noten

(1): Dit commentaar is eerst in CW opinie verschenen, zie: [www.cw-opinie.nl](http://www.cw-opinie.nl). Wij danken de redactie voor de mogelijkheid dit commentaar op onze site te kunnen plaatsten

Scroll naar boven