Romeinen 12,6-16

 


over de werking van genadegaven

6
Wij hebben genadegaven
volgens de genade die ons gegeven is onderscheiden:
hetzij profetie in overeenstemming met het geloof1
7
hetzij dienstbetoon, in het dienstbetoon
hetzij onderricht gevend, in het onderricht
8
hetzij wie vermaant, in de vermaning;
wie weggeeft — in eenvoud,
wie leiding geeft — in ijver,
wie zich ontfermt — in vrolijkheid.
9
De liefde zij ongeveinsd.
Verafschuwend het slechte,
ons hechtend aan het goede,
10
in de broederliefde2 elkaar hartelijk liefhebbend,
in eer elkaar voorrang gevend,
11
in toewijding niet aarzelend,
in de geest vurig,
de Heer dienstbaar,
11
in de hoop verheugd,
in de verdrukking het uithoudend
in het gebed volhardend,
13
in de noden van de heiligen delend,
gastvrijheid najagend.
14
Zegen3 hen die (jullie) vervolgen,
zegen en vervloek niet.
15
Verheug je met de verheugden,
ween met de wenenden.
16
Denk hetzelfde over elkaar
niet denkend over het te hoge
maar je overgevend aan het kleine.
Wees niet eigen-wijs!
 

Noten

  1. liever nog: vertrouwen↩︎

  2. NaB heeft Broeder-en-zusterliefde↩︎

  3. hier enkelvoud gebruikt, dat spreekt meer↩︎

Scroll naar boven