Johannes 13,1-15

 


De voetwassing

1
Voor het feest van Pasen
-toen Jezus wist dat zijn uur gekomen was
om uit deze wereld over te gaan naar de Vader —
had hij, die de zijnen in deze wereld liefhad,
hen tot het einde lief.
2
Terwijl de maaltijd plaatsvond
en de duivel reeds in het hart van Judas van Simon Iskariot had neergelegd
dat hij hem zou uitleveren,
3
wetend1 dat de Vader hem alles in handen had gegeven
en dat hij van God was uitgegaan en tot God heengaat,
4
stond hij op van de maaltijd,
legde de kleren af
en nam een linnen doek waarmee hij zich omgordde.
5
Vervolgens goot hij water in het wasbekken
en begon de voeten van de leerlingen te wassen
en af te drogen met de linnen doek waarmee hij was omgord.
6
Hij kwam dan bij Simon Petrus; hij2 zei tot hem:
Heer, wil jij mij de voeten wassen?
7
Jezus antwoordde en zei hem:
Wat ik doe, weet jij nu (nog) niet,
na dit alles zul je het begrijpen.
8
Petrus zei tot hem:
Jij zult mij de voeten in der eeuwigheid niet wassen!
Jezus antwoordde hem:
Als ik je niet was heb je geen deel aan mij.
9
Simlon Petrus zei hem:
Heer, niet alleen mijn voeten, maar ook de handen en het hoofd!
10
Jezus zei hem:
Wie een bad genomen heeft behoeft zich
-behalve de voeten-niet te laten wassen
want hij is geheel rein;
ook jullie zijn rein
maar niet allen.
11
Want hij wist wie hem zou uitleveren;
daarom zei hij: jullie zijn niet allen rein.
12
Toen hij dan hun voeten had gewassen, nam hij zijn kleren
ging weer aanliggen en zei hen:
Begrijpen jullie wat ik aan jullie heb gedaan?
13
Jullie noemen mij ‘leermeester’ en ‘heer’,
en dat zeggen jullie goed:
want Ik ben (het)3 .
14
Als ik jullie dan de voeten gewassen heb, de heer en leermeester,
dan zijn jullie ook verschuldigd elkaar de voeten te wassen;
15
want ik heb jullie een voorbeeld gegeven
opdat, zoals ik aan jullie heb gedaan,
ook jullie zouden doen.
 

Noten

  1. nl. Jezus↩︎

  2. nl. Petrus↩︎

  3. verwijzing naar de Godsnaam JHWH, ik ben↩︎

Scroll naar boven