Jesaja 9,1-7

 


23
Zoals de eerdere tijd smaad bracht1
voor het land Zebulon en het land Naftali,
brengt de latere tijd eer over de weg aan de zee,
(het land) aan de overkant van de Jordaan,
het Galilea van de volkeren.
 
1
Het volk van wie gaan in donker,
zij zien een groot licht.
Zij die verblijven in een land van doodsschaduw,
over hen gaat een licht gaat op.
2
U hebt het volk talrijk gemaakt,
zijn vreugde groot gemaakt,
zij verheugen zich voor uw aangezicht,
zoals men zich verheugt bij de oogst,
zoals men juicht, wanneer men de buit verdeelt.
3
Want het juk van zijn last
en de stang op zijn schouder,
de knuppel van wie hem voortdrijft,
hebt u verbroken als op Midiansdag.
4
Ja, elke schoen, die stampt met gedreun
en (elke) mantel, die in bloed gerold is,
in de brand ermee, een prooi van het vuur!
5
Ja, een kind is ons geboren,
een zoon is ons gegeven
en de heerschappij zal op zijn schouder rusten
en men riep zijn naam:
planner van wonderbaarlijke daden,
heldhaftige God,
vader voor eeuwig,
prins van de vrede,
6
om te vermeerderen de heerschappij
en om een vrede zonder einde
op de troon van David en diens koninkrijk;
om dat op te richten en te schragen
door recht en gerechtigheid
van nu af tot in eeuwigheid.
De ijver van JHWH Zebaot zal dit bewerkstelligen!
 
7
Een woord heeft de heer naar Jacob gezonden
het is geland2 in Israël.
 

Noten

  1. Het slot van het laatste vers van hoofdstuk 8 is toegevoegd↩︎

  2. letterlijk: gevallen↩︎

Scroll naar boven