Jesaja 26,1-13

 


1
Op1 die dag wordt dit lied in het land Juda gezongen:
 
‘Wij hebben een sterke stad.
Hij2 zet er vrijheid neer
als muren en wal.
 
2
Open de poorten
dat ingaat de rechtvaardige natie
[de natie] die trouw houdt.
 
3
Met vaste gezindheid3
bewaart gij vrede, vrede
ja, op u kan men4 zich verlaten.
 
4
Verlaat je op JHWH altijd voort
want Jah,5 JHWH
is een rots door de tijden.
 
5
Want hij haalt neer wie hoog wonen, de steile veste
hij vernedert die, hij vernedert haar tot op de aarde toe
laat haar geraken tot in het stof.
 
6
Neerstampen zal haar de voet
de voeten van de gekleineerden
de schreden der armen.’
 
7
Het pad voor de rechtvaardige is oprechtheid
rechtuit loopt het voetspoor van de rechtvaardige, dat gij effent.
8
Zelfs op het pad van uw gerichten
hoopten wij op u
uw naam, uw gedachtenis was [ons] zielsverlangen.
9
Mijn ziel verlangt naar u in de nacht
ja, mijn geest in mij speurt (in ochtendgrauwen)6 naar u
want zodra uw gerichten over de aarde komen
leren de wereldbewoners rechtvaardigheid.
10
Al wordt een boosdoener begenadigd
dan leert hij nog geen rechtvaardigheid.
In het land der waarachtigheid
handelt hij heilloos
zonder zicht op de hoogheid van JHWH.
11
JHWH, verheven is uw hand
zonder dat zij het willen aanschouwen.
Zij zullen het aanschouwen en beschaamd staan
over [uw] ijver voor het volk
ja, het vuur over uw benauwers zal hen verteren.
12
JHWH, gij beschikt7 vrede over ons
want ook alles wat ons gebeurd is,8 gij hebt het voor ons bewerkstelligd.
 

Noten

  1. De NBV maakt het zich ten opzichte van deze vaak lastige tekst wel gemakkelijk met parafrasen, waarschijnlijk ook op grond van eigen emendaties. Het lied vs. 1-6 is hier in drieregelige strofen afgedrukt.↩︎

  2. Gekozen is voor het subject JHWH.↩︎

  3. Adverbiaal vertaald bij de daad van JHWH. Ook vertaling als object, c.q. meewerkend voorwerp is mogelijk, bijv. Those of steadfast mind (NSRV).↩︎

  4. ‘Men’ of ‘zij’, namelijk de rechtvaardige natie.↩︎

  5. Enigszins raadselachtig, vgl. krit. app.↩︎

  6. Naast ‘nacht’; sjachar is ochtendschemer, d.w.z. verbum (sj-ch-r, speuren) dubbelzinnig; vgl. NaBij.↩︎

  7. NaBij leest sj-f-t abusievelijk met een tet i.p.v. een taf.↩︎

  8. Het suffix bij ma’aseh moet toch ws. als obj. begrepen worden: wat ons gedaan, overkomen is (vgl. bijv. Ri. 13,8; Ex. 2,4).↩︎

Scroll naar boven