Jeremia 23,1-6

 


1
Wee de herders,1 die het vee van mijn weide
verloren laten gaan en verstrooien – spreuk van JHWH.
2
Daarom, zo zegt JHWH, de god van Israël
tot de herders die mijn volk weiden:2
Jullie verstrooien mijn vee, en drijven [de schapen] uit elkaar,
en jullie zoeken3 ze niet op!
Kijk, ik zal jullie opzoeken
met de slechtheid van jullie daden – spreuk van JHWH.
3
Maar ik zal zelf het restant van mijn vee verzamelen
van alle landen waarheen ik ze verbannen heb
en ik doe ze terugkeren naar hun weidegrond –
ze zullen vruchtbaar en talrijk zijn.
4
En ik zal over hen herders doen opstaan, die hen [wél] zullen weiden,
ze zullen niet meer vrezen en niet meer angstig zijn,
en niet meer opgezocht [hoeven te] worden – spreuk van JHWH.
5
Kijk, de dagen komen – spreuk van JHWH –
dat ik aan David een rechtvaardige spruit zal doen opstaan;
hij zal als koning optreden en hij zal zich bekwaam tonen
hij zal recht en gerechtigheid doen in het land.
6
In zijn dagen zal Juda bevrijd worden
en Israël zal in veiligheid wonen
en dit is de naam die men het zal toeroepen:
JHWH onze gerechtigheid!4
 

Noten

  1. Vgl. voor de hele perikoop Ez. 34:1-16 ↩︎

  2. Lett. herders die herder zijn voor mijn volk. Zelfde dubbele gebruik in vs. 4.↩︎

  3. פקד, bezoeken, evenals verderop in hetzelfde vers, maar hier positief bedoeld.↩︎

  4. JHWH צִדְקֵֽנוּ, een toespeling op koning Sedekia, maar dan een heel kritische.↩︎

Scroll naar boven