Exodus 2,11-24

 


Prins Mozes wordt asielzoeker

In de jaren dat ik met studenten vanuit alle delen van de wereld werkte aan hun kennis van de grammatica en de opbouw van Hebreeuwse bijbelteksten, lazen we het verhaal van Mozes in Exodus 2. Tot en met de adoptie door de prinses ging alles goed.

Maar toen kwamen de verzen 11-14. Mozes, nog in zijn rol van Egyptische prins, wil meer zien van het slavenbestaan van zijn Hebreeuwse familie. Ook al vertelt het verhaal er niet over, hij is kennelijk op de hoogte van zijn komaf. Mozes ziet een Egyptenaar een Hebreeuwse man aftuigen, grijpt in en het eindigt met de dood van de Egyptenaar.

Mijn student had dit gedeelte kennelijk nog nooit gelezen. En dat botste met zijn droom: ik wil de bijbel vertalen voor mensen in mijn land. Moet ik ze dan zoiets laten lezen? Waar word je dan nog christen voor? We hebben nog lang doorgepraat. Mensen die onder de misdadige regiems moeten leven, begrijpen heel goed wat hier wordt verteld. Moet ik Mozes dan verdedigen? Volgt elke bladzijde in de bijbel een goddelijk plan? Of een morele aanbeveling? Of zoeken we maar liever een spirituele kijk op Gods weg?

Maar we hebben ook nauwkeurig verder gelezen. Dat klinkt als een academische afleidingsmanoeuvre, maar goed lezen is toch meestal het beste om mee te beginnen.

Met zijn wonderlijke redding en prinselijke opvoeding staat Mozes helemaal voorgesorteerd voor een grote taak, zou je denken. Daar heeft God vast een bedoeling mee: bevrijder worden van zijn volk, redder van de slaven. Welke bedoeling God wel of niet had, de schrijvers vertellen het ons niet. Maar ze vertellen ons wel dat het feitelijk anders liep. De route van het hof van de farao naar de berg Horeb was lang en hard.

Het begint met een man die zelf wil zien hoe het zijn eigen volk onder de dwangarbeid vergaat. En dan ben je erbij betrokken voor je er erg in hebt. Een Egyptenaar geeft een Hebreeuwse man er van langs. Het moet helder zijn wie hier de baas is, toch?

Mozes volgt de impuls die iedereen zou volgens als hij de kans en de moed had: als jij vindt dat je er zomaar een van ons mag pakken, dan pak ik jou. Zo ziet de wereld van de machtsverhoudingen en menselijke emoties er uit. Heeft dat met God te maken? Nog steeds lijkt God zwijgend aan de kant te staan. Moet hij dan kiezen uit de opties die er zijn? Dat doet hij uiteindelijk niet.

Feitelijk is Mozes hier schuldig aan doodslag, niet aan moord. ‘Slaan’ is een algemeen werkwoord, dat ook in de omliggende verzen wordt gebruikt. Het kan tot iemands dood leiden, maar het betekent niet ‘doodslaan’. Pas in vers 14 wordt door de Hebreeuwse ruziemaker het woord ‘vermoorden’ gebruikt, dat we ook kennen uit de geboden (Exodus 20). Door het woord ‘verbergen’ weten we dat Mozes de Egyptenaar had doodgeslagen. Daarna blijft het stil, lijkt het. Maar de Hebreeuwse vechtersbaas blijkt op de hoogte.

Geen redder

Cynisch, een van de mensen die Mozes had willen redden, noemt hem nu een moordenaar. Ga je mij nu ook vermoorden? Heeft iemand jou dan de baas over ons gemaakt? Tegen een Egyptenaar zouden ze zoiets nooit kunnen zeggen. Is hen duidelijk dat Mozes er een van hen is?

Maar een redder zien ze niet in Mozes. Waar hoor je eigenlijk bij? Bij hen? Dan hebben we niets van jou te verwachten. Bij ons? Ga dan niet de baas spelen. We hebben al genoeg bazen. Het punt is gemaakt: jij hebt over ons niets te zeggen.

Mozes heeft inderdaad nog geen aanstelling — dat komt allemaal nog en dat zal heel anders gaan. Vers 15-22, Mozes’ verblijf als vluchteling in Midian heeft mooie en ironische momenten. Daar woont een priester voor wie God geen vreemde is (Exodus 18) Als een echte afstammeling van Jacob (Genesis 29) mag Mozes nu ook opdringerige herders bij de put wegslaan. Maar de dochters van de priester Reüel hebben het over ‘een Egyptenaar’ bij de put. Hij blijft voorlopig een vreemdeling.

God zoekt zijn weg in een wereld van moord en doodslag. De wereld wordt niet gered door nobele gedachten, maar ook niet door kracht en geweld. Hoe dan wel?

Het begint bij een God die weet wat luisteren en kijken is. Er klinken vier woorden voor zuchten en kreunen. Vers 24 reageert heel bijzonder. Vier korte zinnen die lijken op de slagen van een zware klok: God hoorde, God dacht opnieuw, God zag, God wist. Het gaat eindelijk beginnen.

Dit commentaar van Dr. Eep Talstra, emeritus hoogleraar oude testament aan de Vu, is eerst in CW opinie verschenen, zie: [www.cw-opinie.nl](http://www.cw-opinie.nl). Wij danken de redactie voor de mogelijkheid dit commentaar op onze site te kunnen plaatsten.

Scroll naar boven