1 | letterlijk: uittrekken |
2 | Keizerstad |
3 | zoon van Herodes |
4 | imperfectum. Hetzelfde vragen als in Mar. 8:23 |
5 | wederom imperfectum |
6 | NBG: Christus, NBV: Messias. Het woord Christus valt hier voor het eerst na Markus' aanhef in Mar. 1:1, verderop nog 3x door Jezus zelf, door de hogepriester aan Jezus en tenslotte door de spotters bij het kruis |
7 | NB: ‘op het hart binden’, NBV: ‘ten strengste verbieden’. Het gaat om een dringend persoonlijk appèl gericht op inperking. Zie ook Mar. 1:25, Mar. 3:12, Mar. 4:39, Mar. 9:25, Mar. 10:13,48. In deze pericoop komt het woord drie keer voor (vs 30, 32, 33). Een concordante vertaling lijkt me wenselijk, maar is in de praktijk erg lastig. |
8 | parafraserend: hem in het openbaar niet zo te noemen. |
9 | imperfectum |
10 | zie vs. 30 |
11 | Richtsje Abma in Woord en Dienst 2009/9, pag. 6 |
12 | dingen. De NBV vertaalt hier vrijer, maar m.i. niet onterecht: wat God wil vs. wat mensen willen. |
13 | het gaat om het ontkennen van een relatie. Een belangrijk werkwoord in Mar. 14 |
14 | niet in de zin van zieleheil, maar in de zin van geweten, levenskracht — er valt dus veel te zeggen voor de NBV: ‘leven’ |
15 | subjunctief |