Handelingen 20,13-38 Gemeenschap der heiligen
13Per1 schip gingen wij vooruit
en staken van wal naar Assus
met de bedoeling Paulus daar aan boord te nemen.
14Want zo was het bepaald,
omdat hij zelf te voet wilde gaan.
Toen hij ons in Assus aantrof.
ging hij aan boord en wij kwamen in Mitylene.
15Vandaar zeilden we uit en kwamen
de volgende dag ter hoogte van Chios,
de andere dag  rondden we Samos
en de daarop volgende kwamen we in Milete,
16want Paulus had besloten om Efeze voorbij te varen,
zodat hij geen tijd zou verliezen in Azië.
Want hij haastte zich, om,
indien het hem mogelijk zou zijn,
op de vijftigste dag (van Pasen) in Jeruzalem aanwezig te zijn.
17Vanuit Milete stuurde hij bericht naar Efeze
en riep hij de oudsten van de gemeente bijeen
en toe ze bij hem aankwamen, zei hij hen:
18Vanaf de eerste dag, waarop ik Azië betrad,
hebben jullie ervaren
hoe ik met jullie samen geweest ben, de gehele tijd,
19om de Heer te dienen in alle deemoedigheid,
en onder tranen en beproevingen,
die mij overkwamen door de toeleg van de Joden,
20terwijl ik toch niets, wat bij kon dragen,
achtergehouden heb om jullie te verkondigen en te leren,  
in het openbaar en aan huis,
21zowel Joden als Grieken
om hen te overtuigen tot omkeer naar God
en tot geloof in Jezus, onze Heer.
22En nu, zie, gebonden door de Geest
reis ik naar Jeruzalem,
23en wat ik daar tegen zal komen weet ik niet,
behalve dat de Heilige Geest,
mij per stad meer overtuigt,
dat mij banden en verdrukking te wachten staan.
24Aan mijn eigen leven hecht echter ik geen waarde,
als ik mijn parcours maar zal volbrengen,
én de dienst, welke ik van de Heer Jezus aangenomen heb,
om te overtuigen van het evangelie van Gods genade
25En nu, zie, ik weet, dat  mijn aangezicht
niet meer gezien zal worden door jullie —,
allen tot wie ik gekomen ben om het koninkrijk te verkondigen.
26Daarom betuig ik jullie op de dag van heden
dat ik rein ben van bloed(schuld) van allen.
27Want ik heb niets achtergehouden
om jullie de algehele wil van God te verkondigen.
28Let dan op jezelf en op heel de kudde,
waarover de Heilige Geest jullie als opzieners gesteld heeft,
om de gemeente Gods te weiden,
29die Hij door zijn eigen bloed verworven heeft.
Ik weet, dat er na mijn vertrek
grimmige wolven bij jullie zullen binnenkomen,
30die de kudde niet sparen,
en uit jullie midden zullen mannen opstaan,
die verkeerde dingen spreken,
om leerlingen weg te trekken — achter zichzelf aan.
31Daarom waakt,
en gedenkt dat ik drie jaren dag en nacht
niet gerust heb om élkeen
onder tranen terecht te wijzen.
32En nu, ik draag jullie hierbij op aan de Heer
en aan het woord van zijn  genade,
met de kracht om op te bouwen
en de erfenis onder alle geheiligden te geven.
33Zilver, of goud, of kleding heb ik van niemand verlangd.
34Jullie weten dat ik in mijn behoeften,
en van hen die met mij waren,
eigenhandig heb voorzien.
35Bij dat alles heb ik jullie getoond,
dat, door zo te arbeiden,
men zich om de zwakkeren moet bekommeren,
indachtig het woord van de Heer Jezus:
36geven is gelukkiger dan ontvangen!
En na deze dingen gezegd te hebben,
knielde hij met hen allen om te bidden.
37Toen  kwamen er ook tranen genoeg,
en ze vielen Paulus om de hals en kusten hem,
38nog wel het meest verdrietig
over het woord dat hij gezegd had,
dat zij zijn aangezicht niet meer zouden aanschouwen.
Zij stuurden hem voort naar het schip.
Noten
1Vertaling: ds Leen de Ronde, Tiel, 25 april 2007

Print deze tekst | vertaling door leenderonde | bij (30 november 1999)
Laatste wijziging 2000 01 01 00:00:00
Reacties: nog geen reacties
Andere vertalingen: Hand. 20,13-38 Gemeenschap der heiligen