Marcus 4,35-41
35Hij zegt tegen hen op die dag terwijl het laat geworden was:
Laten wij oversteken naar de overkant.
36Zij zenden de schare weg, nemen hem bij zich,
omdat hij al in de boot was, en andere boten waren met hem.
37Er geschiedt een grote storm van wind!
De golven slaan tegen de boot, zodat de boot al volloopt.
38Zelf was hij in het achterschip, op het kussen, slapend.
Zij maken hem wakker en zeggen tegen hem:
Meester, kan het je niet schelen dat wij vergaan?
39Hij werd wakker, blafte de wind toe en zei tegen de zee: Stil! Zwijg!
De wind ging liggen en grote kalmte geschiedde.
40Hij zei tegen hen: waarom zijn jullie bang?
Hebben jullie nog geen vertrouwen?
41Maar zij vreesden grote vreze en zeiden tegen elkaar:
wie is toch deze, dat ook de wind hem gehoorzaam is en de zee?

Print deze tekst | vertaling door jaap goorhuis | bij 1e van de zomer (24 juni 2018)
Laatste wijziging 2000 01 01 00:00:00
Reacties: nog geen reacties
Andere vertalingen: Mar. 4,35-41 Slapend op het hoofdkussen..., Mar. 4,35-41 Geloof tegenover angst