1 | Hier wordt de vrouwelijke vorm van ‘de heer des huizes’ gebruikt. |
2 | Letterlijk: om mijn schuld in herinnering te brengen, maar deze vertaling kan aanleiding geven tot een letterlijke interpretatie (geldschuld). |
3 | Hier heeft het Hebreeuws niet het ‘neutrale’ ’jš h’lhjm (letterlijk man van de godheid), zoals in vs. 18, maar het specifieke ’jš ’lhjm (man van God). De eerste uitdrukking is de gebruikelijke (51x in Koningen), de man van God treedt behalve hier op in 1 Koningen 13:1, waar Jerobeam inzake de oprichting van gouden kalveren te Betel en Dan tot de orde wordt geroepen; in 2 Koningen 1:10, waar Elia zich tot een officier van Achazja van Israël richt; en 2 Koningen 4:9, waar de Sunammitische vrouw tot Elisa spreekt. In 1 Koningen 17 lijkt het onderscheid tussen man gods en man van God theologische betekenis te hebben: in vs. 18 is de toon van de vrouw afstandelijk, verwijtend, in vs. 24 spreekt zij een geloofsbelijdenis uit. |