Johannes 12,13-25

Inleiding

In deze evangelielezing voor de ‘ogen-zondag’ (Oculi) speelt Johannes al subtiel in op het thema ‘zien en/of geloven’, met name aan het einde van de lezing. De tekenen die Jezus doet, geven dit evangelie veel toonbare zichtbaarheid, maar dit is voor Jezus toch onvoldoende om zijn vertrouwen daaraan te geven. De tekenen kunnen blijkbaar ook leiden tot het tegenover-gestelde van geloofsvertrouwen, nl. vertoon van macht en magie, waarvoor Jezus op zijn hoede wil zijn. Daarom is het passivum divinum van v.22a wel essentieel.

Het geloof van de leerlingen blijkt meer op te komen uit de (schrift)woorden, die herinnerd worden, dan uit de tekenen an sich.

Vertaling

13
En toen het Joodse Pascha nabij was,
trok ook Jezus op naar Jeruzalem.
14
Daar trof hij in de tempel de verkopers aan
van runderen, schapen en duiven
en de geldwisselaars, die er zaten,
15
Uit touw maakte hij een zweepje,
en hij dreef allen de tempel uit,
ook de schapen en runderen,
het muntgeld van de handelaren stortte hij uit
en hun tafels keerde hij onderste boven.
16
En tot de duivenverkopers zei hij:
Pak het op van hier,
maak het huis van mijn Vader niet tot een warenhuis!
17
Zijn leerlingen herinnerden zich,
dat er geschreven is:
´De ijver voor uw huis zal mij verteren1
 
Toen reageerden de Joden en zeiden tot hem:
18
Welk teken kan u ons tonen,
om deze dingen te doen?
19
Jezus antwoordde en zei tot hen:
Ontbinden jullie dit heiligdom,
en in drie dagen zal ik het oprichten2.
20
De Joden dan zeiden:
Zesenveertig jaren is aan dit heiligdom gebouwd
en u zult het in drie dagen oprichten?
21
Maar dit zei hij over het heiligdom van zijn lichaam.
22
Toen hij dan uit de doden wás opgericht,
herinnerden zijn leerlingen zich,
dat hij dit had gezegd.
En zij geloofden3 de schrift
en het woord dat Jezus tot hen gesproken had.
 
23
Toen hij te Jeruzalem was,
tijdens het Pascha, op het feest,
geloofden velen in zijn naam,
omdat zij de tekenen van hem aanschouwden, die hij deed.
24
Maar Jezus zelf had geen geloof in (aan) hen,
omdat hij hen allen kende.
25
En omdat hij er geen behoefte aan had,
dat iemand over de mens zou getuigen.
Want zelf wist hij wat er in de mens was.

Noten

  1. Psalm 69:10↩︎
  2. egeiroo , is ook opwekken.↩︎
  3. Vgl. ook Johannes 2:11↩︎
Scroll naar boven