Jesaja 63,19b-64,8

63,191
Had u toch maar de hemel opengescheurd, was u maar afgedaald:
voor uw aanschijn zouden bergen gebeefd hebben.
64, 1
Zoals vuur kreupelhout in brand zet,
vuur water aan de kook brengt,
sidderen2 volkeren voor uw aanschijn
bij het bekendmaken van uw naam aan uw vijanden.
2
Op uw doen van vreeswekkende dingen hoopten wij niet;
daalt u af, bergen beven voor uw aanschijn.
3
En vanaf de voortijd hebben zij3 niet gehoord, hebben zij geen oor gehad;
heeft geen4 oog gezien,
behalve u, God,
die handelt voor wie op hem wacht.
4
U5 treedt tegemoet wie juicht6 en gerechtigheid doet7,
op uw wegen u indachtig zijn;
zie, u bent vertoornd, want wij hebben gezondigd,
daarin eeuwig, maar wij zullen gered worden.
5
En wij zijn als de onreine, wij allen
en als een menstruatiedoek8 al onze gerechtigheden9;
en we zijn verwelkt als het gebladerte, wij allen,
en onze ongerechtigheden voeren ons mee als de wind.
6
En er is niemand die uw naam aanroept,
die opstaat om zich aan u vast te grijpen;10
want u hebt uw aangezicht voor ons verborgen
en11 u smelt ons door de hand van onze ongerechtigheden.
7
Maar toch, ENE, u bent onze vader;
wij zijn de klei en u bent onze pottenbakker,
en het maaksel van uw hand zijn wij allen.
8
Wees niet al te zeer vertoornd, ENE,
en wees niet voor altijd een ongerechtigheid indachtig;
zie, aanschouw toch, uw volk zijn wij allen.

Noten

  1. Telling NBV/WV/NB; in (H)SV/NBG: Jesaja 64,1-9.↩︎
  2. M.i. is sidderen volkeren … bij het bekendmaken …, anders dan in het Hebreeuws, de logische zinsvolgorde in het Nederlands.↩︎
  3. Moet hierna een object worden toegevoegd, zoals de NB doet: ‘Sinds eeuwig hebben ze dat niet gehoord’ (vgl. K. Deurloo, zie www.schriftlezing.nl)?↩︎
  4. ‘Geen oog zag ooit een god buiten U’ (NBV; vgl. WV95 en WV12) lijkt me geen correcte vertaling.↩︎
  5. Misschien moet hiervoor לוּ (weggevallen door haplografie — zie v. 3 –‘had/was maar (irrealis)’ (vgl. 63,19b) gelezen worden (zie BHS).↩︎
  6. K. Deurloo heeft dit als hendiadyoin vertaald: ‘wie vrolijk gerechtigheid doet’. BHS: Del(endum).↩︎
  7. LXX, Pešiṭtā en Targum lezen een meervoud.↩︎
  8. K. Deurloo vertaalt zeer verhullend (eufemistisch), zoals bijna alle vertalingen: ‘als bezoedelde kleding’. SV1637: ‘een wech-werpelick kleet’; WV78: ‘stondendoek’; NB: ‘een gewaad door maandstonden bezoedeld’; NBV04: ‘het kleed van een menstruerende vrouw’; NBV21: ‘bebloede doek’. LXX: ὡς ῥάκος ἀποκαθημένης (‘als een lap van apart zittende vrouwen’). Vgl. Lev. 15,33; 20,18; Jes. 30,22; Klaagl. 1,17; Jer. 45,11; Br.Jer. 27; Ez. 22,10; 36,17. Ῥάκος καταμηνίων Est.Gr. C27. Z. nog Mat. 9,16; Mar. 2,21.↩︎
  9. D.w.z. rechtvaardige daden.↩︎
  10. K. Deurloo: ‘die wakker vasthoudt aan u.’↩︎
  11. 1QIsa: ותמגדנו ‘en u hebt ons gegeven’ of te verbeteren in וַתְּמַגְּנֵנוּ ‘en u hebt ons uitgeleverd’ (BHS), vgl. LXX: καὶ παρέδωκας ἡμᾶς.↩︎
Scroll naar boven