Jesaja 9,1-7

 


1
Het volk van wie gaan in donker1
zij zien een groot licht.
Zij die verblijven in een land van doodsschaduw
over hen straalt een licht.
2
U hebt het volk talrijk gemaakt,
voor hen2 de vreugde grootgemaakt,
zij verheugen zich voor uw aangezicht,
zoals men zich verheugt bij de oogst,
zoals men juicht, wanneer men de buit verdeelt.
3
Want het juk van zijn last,
en de stang op zijn schouder,
de knuppel van zijn drijver
hebt u verbroken als op Midiansdag.
4
Ja, elke schoen, die stampt met gedreun
en (elke) mantel, die in bloed gewenteld is,
in de brand ermee, het is voer voor het vuur.
5
Ja, een kind is ons geboren,
een zoon wordt ons gegeven
en de heerschappij zal op zijn schouder rusten
en zijn naam zal luiden3
planner van wonderbaarlijke daden,
heldhaftige God,
vader voor eeuwig,
prins van de vrede.
6
om te vermeerderen de heerschappij
en voor een vrede zonder einde
op de troon van David en diens koninkrijk
om dat op te richten en te schragen
door recht en gerechtigheid
van nu aan tot in eeuwigheid.
De ijver van Jhwh Zebaot zal dit doen!
 

Noten

  1. הָעָם֙ הַהֹלְכִ֣ים is een woordgroep waar een meervoud is gekoppeld aan een collectief ‘het volk’↩︎

  2. לוּ in plaats van לֹ֣א.↩︎

  3. De vertaling is gebaseerd op de volgorde ‘is geboren, wordt ons gegeven’. Hierna pas volgt de naamgeving. Vervolgens kan וַיִּקְרָ֨א alleen een impf zijn + copula, te vertalen als futurum, maar ‘zijn naam roepen’ is niet goed verstaanbaar Nederlands, dus werd het: ‘zal zijn naam luiden’.↩︎

Scroll naar boven