Lucas 10,21-37

 


Wat te doen? Wie wordt mijn naaste?

Na de opgetogen terugkomst van de uitgezonden leerlingen spreekt Jezus een soort acclamatie en krijgt dan door de wetsgeleerde de kans om te verhalen van de eenheid van woord en daad

21
Op dat uur jubelde hij het uit1, door de heilige geestesadem,
en hij zei:
Ik stem met u in, vader,
heer van de hemel en de aarde,
dat u dit verborgen hebt voor wijzen en verstandigen,
en onthuld2 hebt aan onmondigen.
Ja, vader, zo is geschied3 wat u goed dunkt4 .
22
Alles werd mij overgegeven door mijn vader,
en niemand herkent5 wie de zoon is — behalve de vader,
en wie de vader is — behalve de zoon
en wie de zoon het wil onthullen6 .
23
En terwijl hij zich omdraaide7 naar de leerlingen apart
zei hij:
Gelukzalig de ogen die zien wat jullie zien.
24
Want ik zeg jullie:
veel profeten en koningen hebben gewenst te zien wat jullie zien,
en zij hebben het niet gezien,
en te horen wat jullie horen,
en zij hebben het niet gehoord.
 
25
En ziedaar:
een zekere8 wetsgeleerde stond op9 om hem op de proef te stellen.
Hij zei:
Leermeester10, wat moet ik doen om eeuwig leven te erven?
26
Maar11 hij zei tot hem:
In de wet — wat is daar geschreven?12
Hoe leest u?
27
Maar hij antwoordde en zei:
Je zult JHWH je God liefhebben
vanuit13 heel je hart en met heel je ziel,
met heel je kracht en met heel je verstand,
en: je naaste zoals je zelf14 .
28
Maar hij zei tegen hem:
U hebt juist geantwoord;
doe dit en u zult leven.
29
Maar hij wilde zichzelf rechtvaardigen15
en zei tegen Jezus:
En wie is mijn naaste dan?
30
Jezus hernam en zei:
Een zeker mens16 daalde af17 van Jeruzalem naar Jericho
en werd overvallen door rovers
die hem uitkleedden en klappen toedienden —
en toen gingen ze weg, terwijl ze hem halfdood achterlieten.
31
Maar toevallig daalde een zekere priester op die weg af —
en toen hij hem18 zag ging hij aan de overkant voorbij.
32
Net zo19 kwam ook een Leviet langs die plaats
en toen hij zag20 ging hij aan de overkant voorbij.
33
Maar een zekere Samaritaan, die onderweg21 was, kwam ook langs hem
en werd, toen hij zag, van binnen geraakt22 .
34
Hij ging naar hem23 toe en verbond zijn wonden,
hij goot er olie en wijn op24,
zette hem op zijn eigen rijdier
en bracht hem naar een herberg25
en zorgde voor hem.
35
De volgende dag haalde hij twee dinars eruit,
gaf ze aan de herbergier en zei:
Zorg voor hem,
en wat je meer uit mocht geven,
zal ik26 je teruggeven als ik weer kom.
36
Wie van deze drie is, dunkt u,
naaste geworden27 van hem die in [de handen van]28 de rovers viel?
37
Maar hij zei:29
Die de30 bewogenheid met hem heeft gedaan31 .
Maar32 Jezus zei tegen hem:
Ga heen, en doe jij33 net zo.
 

Noten

  1. zo NB↩︎

  2. zo ook NB en NBV21↩︎

  3. weggelaten in NBV21↩︎

  4. dat ‘dunken’ ook in vs. 36↩︎

  5. zo NB↩︎

  6. vreemd dat de NBV21 hier afwijkt van de vertaling van dit woord in vs. 21 en hier het theologisch geladen woord ‘openbaren’ gebruikt↩︎

  7. weggelaten in NBV21↩︎

  8. of ‘zomaar een…’ (NB)↩︎

  9. dit (inderdaad verrassende) woord ontbreekt in NBV21↩︎

  10. zo NB↩︎

  11. zo terecht NB, net als in het vervolg van de dialoog; steeds moet duidelijk zijn hoe ongemakkelijk en met onverwachte reacties het gesprek verloopt↩︎

  12. het naar voren halen van de wet ook in NB↩︎

  13. opvallend dat hier in het Grieks ‘ex’ staat, en vervolgens 3 x ‘en’↩︎

  14. of ‘aan jou gelijk’ (NB)↩︎

  15. NBV21 ‘zijn gelijk halen’↩︎

  16. verdwenen in NBV21↩︎

  17. NBV21 vlak ‘reisde’↩︎

  18. de NBV21 vult overbodig in ‘het slachtoffer’↩︎

  19. ontbreekt in NBV21↩︎

  20. er staat hier geen ‘hem’↩︎

  21. ‘weg’ mag hier wel doorklinken, is belangrijker dan ‘reis’ (NBV21)↩︎

  22. NB ‘inwendig bewogen’; de NBV21 vervlakt dit oerbijbelse woord tot het neerbuigende ‘medelijden’↩︎

  23. de NBV21 heeft weer overbodig ‘de gewonde man’↩︎

  24. de NBV21 corrigeert het verhaal naar onze logica, door deze 2 handelingen om te draaien↩︎

  25. NBV21 ‘logement’↩︎

  26. met nadruk↩︎

  27. zo ook NB en NBV21↩︎

  28. ‘de handen’ staat er niet, maar moeten we er toch wel bij laten klinken↩︎

  29. weer dat ongemakkelijke ‘ho de’, ‘maar hij’↩︎

  30. met lidwoord↩︎

  31. het ‘doen’ van 25, 28 en ook in het tweede deel van 37 klinkt ook hier nadrukkelijk, helaas niet in de NBV21↩︎

  32. hier omdat Jezus bij het doen door die wetsgeleerde wil uitkomen en hem weg wil halen uit zijn algemeenheden↩︎

  33. met nadruk; hoe komt de NBV21 erbij om ‘voortaan’ toe te voegen?↩︎

Scroll naar boven