Johannes 15,1-8

 


Johannes 15,1-8 (vertaling: Klaas Holwerda)

1 Ik ben de ware wijnstok

en mijn Vader is de landbouwer1.

2 Elke rank in2 mij die geen vrucht draagt,

neemt hij weg

en elke die vrucht draagt,

reinigt/snoeit3 hij

om hem meer vrucht te laten dragen.

3 Jullie zijn al rein/gesnoeid4

door het woord dat ik tot jullie sprak5.

4 Blijf6 in mij, zoals ik in jullie.

Zoals de rank uit zichzelf geen vrucht kan dragen,

wanneer deze niet blijft in de wijnstok,

zo ook jullie niet

wanneer je niet blijft in mij.

5 Ik ben de wijnstok, jullie de ranken.

Wie blijft in mij,

zoals ik in betrokkene7,

draagt veel vrucht,

maar los8 van mij kun je niets doen.

6 Wie9 niet blijft in mij,

wordt buitengeworpen10 zoals de rank

en verdort:

verzameld en in het vuur geworpen11

verbrandt12 hij.

7 Wanneer je blijft in mij

en mijn woorden in jullie blijven:

vraag wat je maar wilt

en het zal jullie geworden.

8 Hierin ontvangt mijn Vader eer:

dat je veel vrucht draagt

en mij tot leerlingen wordt.

Noten:

1 γεωργος: afgeleid van γη (land) en εργον (werk) = landbouwer, landman, wijngaardenier, pachter.

2 εν concordant vertaald met: in (15,2.4.5.6.7); alternatieven: aan, (verbonden blijven) met

3 καθαιρω = reinigen; in deze context is kennelijk gedacht aan snoeien of krenten; daarbij gaat evenwel de concordantie met de thematische term καθαρος (rein) verloren (15,3 cf 13,10.11).

4 Zie de vorige noot.

5 λαλεω (ind pf act) = spreken.

6 Het verbum μενω (blijven, verblijven) is een themawoord in het boek (1,32.33.38.39; 2,12; 3,36; 4,40; 5,38; 6,27.56; 7,9; 8,31.35; 9,41; 12,24.34.46; 14,10.17.25; 15,4.5.6.7.9.10.16; 19,31; 21,22.23).

7 αυτος inclusief vertaald.

8 χωρις = apart, gescheiden, los van.

9 Letterlijk: wanneer iemand niet; de gekozen vertaling streeft naar inclusiviteit.

10 βαλλω (ind aor pas) in combinatie met εξω fungeert in het boek ook als thematische term (2,15; 6,37; 9,34.35; 10,4; 12,31).

11 Het Grieks heeft actieve plurale verbale vormen: men verzamelt en werpt.

12 καιω (ind prs pas) = in brand steken, branden, verbranden.

Scroll naar boven