Johannes 11,17-27

 


17
Dan aangekomen
vond Jezus hem die al vier dagen in het graf lag.
18
Betanië nu lag dicht bij Jeruzalem,
ongeveer vijftien stadiën daarvandaan.
19
En velen van de Judeeërs waren naar Marta en Maria toe gegaan.
om hen te troosten over hun broer.
20
Marta dan, zodra ze hoorde: Jezus komt eraan,
ging hem tegemoet,
Maria bleef in huis zitten.
21
Marta nu zei tegen Jezus:
‘Heer, als u hier geweest was,
zou mijn broer niet gestorven zijn,
22
[maar] ook nu weet ik
dat alles wat u God vraagt, God u zal geven.’
23
Haar zegt Jezus:
‘Je broer zal opstaan.’
24
Hem zegt Marta:
‘Ik weet dat hij zal opstaan bij de opstanding op de laatste dag.’
25
Haar zei Jezus:
‘Ik ben de opstanding en het leven.
Wie in mij gelooft,
zal, ook al was hij gestorven, leven.
26
Een ieder die leeft en in mij gelooft,
zal niet sterven in eeuwigheid.
Geloof je dat?’
27
Zij zegt hem:
‘Ja, Heer.
Ik heb steeds geloofd
dat u de Christus bent, de zoon van God, die naar de wereld zou komen.’
 
Scroll naar boven