2 Koningen 13,14-21

 


14
Elisa was ziek aan de ziekte waaraan hij zou sterven.
Joas, de koning van Israël, daalde naar hem af.
en weende over zijn [hele] gezicht1 ;
hij zei:
‘Mijn vader, mijn vader,
wagens van Israël en zijn ruiters!’
15
Elisa zei hem:
‘Haal een boog en pijlen’.
En hij bracht hem2 een boog en pijlen.
16
Hij zei de koning van Israël:
‘Leg uw hand aan de boog.’
En hij legde zijn hand (daaraan).
Elisa plaatste zijn handen op de handen van de koning
17
en zei:
‘Open het venster naar het oosten.’
En hij opende het.
Toen zei Elisa:
‘Schiet!’
En hij schoot.
Hij zei:
‘Het is een pijl van bevrijding voor JHWH,
een pijl van bevrijding in Aram,
want u zult Aram in Afek slaan, tot vernietiging toe.
18
Toen zei hij:
‘Neem de pijlen.’
En hij nam ze.
Toen zei hij de koning van Israël:
‘Sla op de grond.’
En hij sloeg driemaal
en hield toen op.
19
Toen werd de Godsman toornig op hem
en zei:
‘Door vijf– of zesmaal te slaan
zou u Aram tot vernietiging toe geslagen hebben,
maar nu zult u Aram driemaal slaan.’
20
Toen stierf Elisa
en men begroef hem.
 
Benden uit Moab kwamen in het land, ze komen jaarlijks.
21
En het gebeurde, toen zij een man aan het begraven waren,
en zie, ze zagen een bende.
waarop ze de man in het graf van Elisa wierpen.
Toen de man [het graf in] ging
en met de beenderen van Elisa in aanraking kwam,
herleefde hij
en stond op,
op zijn voeten.
 

Noten

  1. וַיֵּ֤בְךְּ עַל־פָּנָיו֙, KB 1958, 126, vertaalt de constructie met ‘vor seinen Augen weinen‘, ‘weep in his face’. Maar בְךְּ עַל־פָּנָיו֙ kan ook betekenen: bewenen + object (zie Recht 11:37,38), weer te geven als ‘weende over zijn [hele] gezicht’.↩︎

  2. Zie KB 1958, 485, waar וַיִּקַּ֥ח אֵלָ֖יו de betekenis ‘brengen’ krijgt; letterlijk staat er hetzelfde werkwoord ‘nemen’ (וַיִּקַּ֥ח) als in de voorgaande zin, maar nu met (het voorzetsel) אֵלָ֖יו↩︎

Scroll naar boven