Spreuken 9,1-11

 


Vertaling: Jan Geursen

1
Wijsheid heeft haar huis gebouwd,
haar zeven zuilen uitgehouwen,
2
haar slachtdieren heeft zij geslacht, haar wijn gemengd,
ook heeft ze haar tafel al gedekt;
3
haar meisjes heeft zij uitgezonden,
daar waar de stad zich hoog verheft, nodigt zij uit:1
4
‘Wie onkundig is, die moet híerheen!’
Tot de onverstandige zegt zij:
5
‘Kom, eet het brood dat ik je bied
en drink van de wijn die ik heb gemengd!
6
Verlaat de onkundigen en leef,
blijf rechtdoor gaan op de weg van het inzicht!’2
 
7
Wie een spotter terechtwijst, haalt zich hoon op de hals,
je berispt een schoft tot je schade.
8
Berisp niet een spotter, hij zou je maar haten,
berisp juist een wijze, die zal van je houden!
9
Breng een wijze iets bij en hij wordt nòg wijzer,
school een rechtschapene, hij meerdert zijn kennis!
10
’t Begin van de wijsheid is ’t ontzag voor JHWH,
het heilige kennen is inzicht.
11
Want door míj worden talrijk je dagen,
vermeerderen voor jou zich de jaren van leven.
 

Noten

  1. In de grondtekst staat ‘nodigt (zij) uit’ achter ‘uitgezonden’, maar omdat op deze wijze de uitnodigings-woorden zelf (vs.4a) op het zinsdeel over de stad volgen en gescheiden raken van ‘nodigt zij uit’, is gekozen voor verplaatsing van het laatstgenoemde.↩︎

  2. In het Hebreeuws staan de oproepen in vers 5 en 6 in het meervoud. In het Nederlands is de vorm van de gebiedende wijs meervoud niet meer gebruikelijk.↩︎

Scroll naar boven