Numeri 6,22-27

 


22
Toen sprak JHWH tot Mozes:
23
Spreek tot Aäron en tot zijn zonen:
Zo zullen jullie de Israëlieten1 zegenen,
zeg tot hen:
24
‘JHWH2 zegene34 je
en beware je;
25
JHWH doe zijn aangezicht over je schijnen
en zij je genadig (goedgunstig)5 ;
26
JHWH verheffe zijn aangezicht over je
en geve je vrede.’
27
Zo zullen zij mijn naam op de Israëlieten leggen6
en dan zal ík hen7 zegenen.
 

Noten

  1. בְּנֵ֣י יִשְׂרָאֵ֑ל — Hier moeten we een standaard voor neerzetten. Zonen (Buber) kan niet meer, is onnodig-exclusief. Kinderen (SV) geeft echt misverstanden, wordt als letterlijke kinderen opgevat. Blijft over Israëlieten.↩︎

  2. Inspringen: je zou in vs. 23 al drie keer kunnen inspringen maar dat wordt niet mooi en de website staat dat niet toe, de tekst raakt uit beeld. Om de zegenwoorden zelf toch te accentueren zou ik hier aanhalingstekens willen gebruiken, bij uitzondering.↩︎

  3. Vertaal je in 24-26 een jussief / aanvoegende wijs, of een impf. / futurum? Ik kies voor het eerste, met Buber, en omdat minstens één geapocopeerde vorm dat laat zien.↩︎

  4. Woordvolgorde: Buber houdt de volgorde met werkwoord voorop aan, maar ik meen dat hooguit de eerste zegenbede dat kan hebben, ‘Zegene jou JHWH, en beware hij jou’. Bij de andere verzen wordt dat archaïsch. Ook ‘moge zegenen’ is te overwegen, maar dat klinkt me te vrijblijvend.↩︎

  5. חָנַן — genade/genadig is mooi, maar ook goedgunstig (Buber: günstig) is te overwegen.↩︎

  6. Het שׂים in vs. 26-27 kan ik niet met gelijke stam vertalen, lijkt me niet erg.↩︎

  7. Het ‘hen’ in אֲבָרֲכֵֽם vs. 27 is dubbelzinnig, kan zowel op alle Isr. als alleen op de zonen van Aäron slaan; dat laatste is niet waarschijnlijk maar kan wel, en wordt ook wel zo uitgelegd. Ik geloof niet dat je de dubbelzinnigheid er makkelijk uithaalt, en dat moet misschien ook niet. Het ík met accent rechtvaardig ik door het וַאֲנִ֖י.↩︎

Scroll naar boven