Jeremia 2,4-13

 


4
Hoor het woord van JHWH, huis van Jakob,
en alle families van het huis van Israël:
5
zo zegt JHWH:
Wat hebben jullie vaders bij Mij aan onrecht gevonden
dat ze afstand namen van Mij
en achter nietswaardige (goden) aan gingen
en nietswaardig werden!?1
6
Zij zeiden niet:
Waar is JHWH,
die ons deed opgaan uit het land Egypte,
die ons deed gaan door de woestijn
door een steppeland met kuilen
door een land van droogte en duisternis,
door een land waar geen man doortrekt
en waar geen mens woont?
7
Ik deed jullie komen naar een land van boomgaarden
om de vrucht en de goede (opbrengst) ervan te eten;
maar jullie verontreinigden mijn land
en mijn erfdeel maakten jullie tot een gruwel.
8
De priesters zeiden niet: Waar is JHWH?
en zij die zich met de wet bezighouden, kenden mij niet;
de herders rebelleerden tegen mij
de profeten profeteerden door Baäl
en gingen hen achterna, die geen baat brengen.
9
Daarom voer ik nogmaals een geding tegen jullie
– uitspraak van JHWH.
10
Want trek naar de eilanden der Grieken, en kijk,
en ga naar Kedar, en onderzoek grondig,
en kijk of zoiets (ooit) geschied is:
11
of een volk zijn goden geruild heeft
– en dat zijn niet eens goden!
Maar mijn volk heeft zijn eer geruild
voor wat geen baat brengt.
12
Hemel, wees hierover ontzet!
Huiver, en beef2 zeer!
– uitspraak van JHWH.
13
Want twee kwade dingen heeft Mijn volk gedaan:
Mij hebben ze verlaten, bron van levend water,
om zich bakken uit te houwen,
gebroken bakken, die geen water kunnen vasthouden.3
 

Noten

  1. Vgl. voor vs. 6, 8 en 13: J. Dubbink, Waar is de Heer? Dynamiek en actualiteit van het woord van JHWH bij Jeremia, Gorinchem 1997, 228-230.↩︎

  2. Vele vertalingen, incl. Buber, lezen hier חרד, beven, trillen, in plaats van חרב, in puin liggen. Zo ook BHS Apparatus Criticus.↩︎

  3. “Tegenover het levende water dat symbool is van de Levende God staan de voorraadbakken waarin het stilstaande water van de traditie de dorst moet lessen. Dat lukt niet, want de bakken zijn gebroken en kunnen het water niet vasthouden; een krachtig beeld voor de dynamiek van het woord van JHWH, dat zich niet laat vangen en opsluiten. Oók als deze verzen oorspronkelijk gebruikt werden in de polemiek tegen andere goden, zullen ze in de ballingschap of later, in het verband van heel het boek, gehoord zijn als kritische noot bij de eigen (JHWH-)godsdienstigheid”. Waar is de HEER, 230.↩︎

Scroll naar boven