2 Koningen 4,38-44
- Vertaling: Willem Pel
- voor 18 juli 2021: 5e van de zomer (B-jaar)
- uit 2 Koningen: 2 Koningen 4,38-44
Noten
-
Er staat één, אֶחָ֣ד onduidelijk is of dat een van de profetenzonen is of iemand van de bediendes.↩︎
-
Noot in BHS geeft aan dat Syriac en een versie van LXX een enkelvoud hebben. Voorgesteld wordt ook יְדָעוֹ te lezen in plaats van יָדָֽעוּ ↩︎
-
Dat die vruchten erg bitter smaken.↩︎
-
בִּכּוּרִים֙ een onbekend woord. Vermoedelijk tas. Of ook aren (van het graan) wordt gesuggereerd bij iets andere spelling. Oussoren (DNB) heeft: en een karmelkoek in zijn knapzak in het midden latend waarin die 20 broden werden vervoerd. Dit vindt steun in de LXX waar παλάθας wordt gebruikt in de betekenis van vruchtenkoek.↩︎
-
Vergelijk Leviticus 23, 9-20.↩︎
-
Muraoka, §123w ziet de infinitivus absolutus enerzijds als een futurum, §155i en anderzijds als een als een verbale clause zonder duidelijk onderwerp. §123u ziet dezelfde vorm als een imperatief (zo ook Piet van Midden in de Efemeriden) waar ik het, met Buber Zu essen und übrigzulassen! op heb gehouden. Ze zullen eten heeft ook wel iets dwingends. Zoals vroeger aan tafel, eten en verder niet zeuren.↩︎