1 Johannes 4,7-21
- Vertaling: Nico Riemersma
- voor 9 mei 2021: 6e van Pasen (B-jaar)
- uit 1 Johannes: 1 Johannes 4,7-21
Omdat Hij ons eerst liefhad
Noten
-
GGNT (1990:501) noemt ἀγαπῶμεν een ‘adhortativer Konjunktiv’.↩︎
-
Voor een uitgebreide verantwoording van de vertaling van γεγέννηται met ‘verwekt, zie M.J.J.Menken (NovT 51/4 (2009), 352-368).↩︎
-
Een veel voorkomende vertaling van ἐν in v. 9a is ‘onder ons’. De vertaling van het NBG-’51 met ‘jegens’ vindt in BDAG (2000:326-330) geen rechtvaardiging. Ik bepleit een ‘gewone’ vertaling met ‘in’, realiseer me dat het geen fraai Nederlands is. En dat kan ook, dunkt me, als ‘in ons’ in v. 9a opgevat wordt als ‘in onze wereld’ (zie v. 9b en v. 14b-c), respectievelijk ‘in ons midden’ (zo Do, Re-thinking the Death of Jesus 2014:175, 179). Lieu (I,II and II John 2008:180) verstaat ἐν ἡμῖν mijns inziens te beperkt als ‘in onze gemeenschap’.↩︎
-
Voor de vertaling van τὸν υἱὸν αὐτοῦ ἱλασμὸν περὶ τῶν ἁμαρτιῶν ἡμῶν als ‘object-complement’, zie GGBB (1996:186).↩︎
-
Voor de vertaling van het voorzetsel περὶ met genitief met ‘voor’ (GGNT 1990:276).↩︎
-
Voor een ruime argumentatie om τετελειωμένη niet te vertalen met ‘volmaakt’ (vaak opgevat als ‘zonder gebreken’), maar met ‘voltooid’ (‘completed’), zie D. Rensberger, ‘Completed Love’,2014:237-271.↩︎
-
Voor de vertaling van τὸν υἱὸν σωτῆρα τοῦ κόσμου als ‘object-complement’, zie GGBB (1996:186).↩︎
-
ὃς ‘welcher auch immer’, zie GGNT (19902:75).↩︎
-
Naar wie of wat verwijst ἐκεῖνός (‘die’)? In 2:6 en 3:16 verwijst ἐκεῖνός naar Jezus (Klauck, Der erste Johannesbrief 1994:270; Rensburger 2008:122; Menken, 1,2 en 3 Johannes 2010:94). In 3:3, 5, 7 verwijst ἐκεῖνός naar God. Gezien dezelfde eschatologisch setting (3:3, 5 en 4:17c) zou ik zeggen dat ἐκεῖνός in 4:17c naar God verwijst. ↩︎
-
BDAG (2000:555). Letterlijk staat er: ‘omdat de vrees straf heeft.’↩︎
-
Het werkwoord kent in NA28 geen object. Een aantal handschriften heeft ‘hem’ als object, weer andere manuscripten hebben ‘God’ als object. Ook 4,7d en 8a kennen geen object van het werkwoord ‘liefhebben.↩︎
-
Het lijkt me logisch dat we ook hier met een aansporing te maken hebben, zelfde vorm als in v. 7b.↩︎
-
Voor de vertaling van ἵνα met ‘dat’, zie BDAG (2000:476).↩︎