Nehemia 9,15-20

 


15
Brood uit de hemel hebt U hun gegeven voor hun honger
en water hebt U voor hen uit een rots doen voortkomen voor hun dorst.
U hebt hun gezegd het land in te beërven
waarvan U gezworen had, het hun te zullen geven.
16
Maar zij, onze (voor)vaders, handelden boosaardig
ze verhardden hun nek en hoorden niet naar uw geboden.
17
Ze weigerden te horen
en gedachten niet de wondertekenen die U onder hen had gedaan;
ze verhardden hun nek
en stelden in hun rebellie een leider1 aan om terug te keren tot hun slavernij.
Maar U bent een god van vergeving,
genadig en barmhartig,
traag tot toorn en groot aan solidariteit,
en U hebt hen niet verlaten!
18
Zelfs toen ze zich een gegoten kalf gemaakt hadden, en zeiden:
‘dit is jullie god, die je heeft doen opgaan uit Egypte’
en zij grote misdrijven bedreven
19
hebt U in uw grote barmhartigheid hen niet achtergelaten in de woestijn.
De wolkkolom week niet van boven hen overdag,
om hen op de weg te leiden,
en de vuurkolom (niet) des nachts
om hen te verlichten op de weg die zij gingen.
20
U hebt hun uw goede geest gegeven, om hen begrip bij te brengen
en uw manna hebt U niet onthouden aan hun mond;
water hebt U hun gegeven voor hun dorst.
 

Noten

  1. Lett. ‘hoofd’↩︎

Scroll naar boven