Matteüs 7,7-28

 


7 Vraag en jullie zal gegeven worden,

zoek en je zult vinden,

klop en jou zal worden opengedaan

8 want ieder die vraagt, ontvangt

en wie zoekt, vindt

en aan wie klopt, wordt opengedaan.

9 Of wie van jullie is een mens die,

als zijn zoon om brood vraagt,

hem een steen zal geven?

10 Of als hij om een vis vraagt,

hem een slang zal geven?

11 Als nu jullie, die slecht zijn,

goede gaven weten te geven aan je kinderen,

hoeveel te meer zal niet jullie vader die in de hemelen is

goede [gaven] geven aan hen die hem erom vragen?!

12 Alles waarvan jullie willen

dat de mensen dat aan jullie doen,

doe dat dan evenzo aan hen,

want zo is de Wet en de Profeten!

13 Ga binnen door de nauwe poort;

want wijd is de poort en breed is de weg

die naar de ondergang leidt,

en velen gaan daardoor naar binnen.

14 Maar nauw is de poort en smal is de weg

die naar het leven leidt

en weinigen vinden die.

15 Let op de leugenprofeten,

die op jullie afkomen verkleed als schapen;

maar eenmaal binnen zijn het bijtgrage wolven.

16 Jullie herkken hen aan hun vruichten;

je verzamelt toch geen druiven van de acanthus,

of vijgen van de brem?

17 Zo brengt elke goede boom lekkere vruchten voort,

maar een rotte boom slechte vruchten.

18 Een goede boom kan geen slechte vruchten voortbrengen,

en een rotte boom geen lekkere vruchten.

19 Want elke boom die geen lekkere vruchten voortbrengt,

wordt weggehakt en in het vuur geworpen.

20 Dus aan hun vruchten herken je ze.

21 Niet ieder die tegen mij Heer, Heer zegt,

zal binnengaan in het koninkrijk der hemelen;

maar wie de wil doet van mijn vader in de hemelen.

22 Velen zullen op die dag tegen mij zeggen:

Heer, Heer,

hebben wij niet in uw naam geprofeteerd,

en in uw naam demonen uitgeworpen,

en in uw naam veel wonderen verricht?

23 Dan zal ik hen bekennen:

ik heb jullie nooit gekend;

ga weg van mij, daders van wetteloosheid!

24 Want ieder die deze woorden van mij hoort en ook doet,

is te vergelijken met een wijs man

die zijn huis op een rots bouwde:

25 en de regen daalde neer, de rivieren kwamen,

de winden bliezen en vielen dat huis aan,

maar het viel niet,

want het stond vast op de rots.

26 En ieder die deze woorden van mij hoort en niét doet,

is te vergelijken met een dwaas man

die zijn huis op het zand bouwde:

27 en de regen daalde neer, de rivieren kwamen,

de winden bliezen en sloegen tegen dat huis aan

en het viel – en z’n val was groot.

28 En het geschiedde,

toen Jezus deze woorden had beëindigd,

dat de menigten versteld stonden over zijn leer

29 want hij leerde hen als iemand die macht heeft –

en niet als hun Schriftgeleerden.

Scroll naar boven