Jesaja 45,1-7

 


Koresj de gezalfde van JHWH

1
Zo zegt JHWH tot zijn1 gezalfde, tot Koresj
die ik bij zijn rechterhand gegrepen heb
om volkeren aan hem te onderwerpen;
de heupen van koningen ontgord ik2,
om deuren voor hem te openen —
poorten blijven niet gesloten.
2
Ikzelf zal voor je uitgaan
en glooiingen zal ik effenen;3
bronzen deuren zal ik aan stukken slaan
en ijzeren grendels verbreken.
3
Ik zal je de rijkdommen van het duister geven
en de schatten van het verborgene,4
opdat je weet dat ik, JHWH het ben,
die je bij je naam riep,5
de god van Israël.
4
Ter wille van mijn dienaar Jakob
en Israël, mijn uitverkorene
riep ik je bij je naam,
ik gaf je een erenaam
terwijl6 je me niet gekend had.
5
Ik ben JHWH, verder is er geen,
behalve ik is er geen god.
Ik gordde je aan
terwijl je me niet gekend had,
6
opdat ze het weten
van het opgaan van de zon tot waar zij ondergaat
dat er niemand is buiten mij.
Ik ben JHWH, verder is er geen,
7
die het licht vormt èn de duisternis schept,7
die vrede8 maakt èn het kwade schept:
Ik ben JHWH, die dit alles maakt.
 

Noten

  1. LXX heeft hier ‘mijn gezalfde’. Er is sprake van een wat merkwaardige overgang, je glijdt bijna ongemerkt naar de directe rede, in de LXX wat eerder dan in het Hebreeuws. In vers 1 zegt JHWH weliswaar ‘ik’ maar spreekt nog over Cyrus in de 3e persoon, in vers 2 is pas sprake van echte aanspraak.↩︎
  2. Een tikje stijf, om het beeld vast te houden: tegenovergesteld aan je omgorden (ander woord, maar inhoudelijke parallel, zie onder vs. 5, vgl. ook Ex. 12,11, Jer. 1,17 enz.) om iets te gaan doen. NBV ‘ontwapenen’ kan de implicatie zijn, er kan ook sprake zijn van spot: wie het met lang gewaad zonder gordel moet stellen, ziet er al gauw belachelijk uit. Let ook op het ‘openen’ dat in de volgende regel meteen weer voor de deur wordt gebruikt, Buber: ‘öffnend der Könige Hüftgurt, / Türen vor ihm zu öffnen,’ In het Nederlands kan dat niet (in het Twents wel, daar kun je zowel een gordel als een deur ‘los doen’!)↩︎
  3. Vgl. 40,4 voor Israël.↩︎
  4. Duistere tekst, door sommigen betrokken op het leegroven van de schatkamers van Croesus door Cyrus.↩︎
  5. Vgl. de Cyrus-cilinder (o.a. ANET p. 315), waar het ‘bij de naam roepen’ en volgens sommige weergaven ook het ‘bij de hand grijpen’ (vs. 1) van Cyrus door de god Marduk wordt beschreven. Vgl. ook 41,13 en 43,1: dáár Israël toegezegd, hier Cyrus. Om misverstand te voorkomen staat er juist hier zinvol ‘god van Israël’ bij, en wordt in het volgende vers uitgelegd ten behoeve van wie Cyrus geroepen wordt.↩︎
  6. De vertaling ‘hoewel, ofschoon’ ligt misschien vanuit bijbels-theologische vooronderstellingen voor de hand (zo ook ongeveer Naardense bijbel, al kende je me nog niet), maar is moeilijk met de tekst (we-lo) te verbinden. Ook Luther’s oplossing valt te verdedigen: da du mich noch nicht kanntest. Ik kies voor een weergave die meer interpretaties toelaat: ‘terwijl.’ ↩︎
  7. Mogelijk is hier sprake van een bewuste tegenstelling met het Perzische dualisme, waarin goed en kwaad, licht en duister door twee godheden vertegenwoordigd worden. ↩︎
  8. Een echte parallel zou voor ons eerder goed/kwaad of oorlog/vrede zijn (vgl. licht/duisternis in de vorige regel). Sjalom behelst meer dan vrede, omvat harmonie, heelheid, welzijn. Het ‘ongelijke paar’ gehandhaafd, omdat het blijkbaar zo bedoeld is.↩︎
Scroll naar boven