Daniël 6,1-29
- Vertaling: Leo van den Bogaard
- voor 4 oktober 2020: 3e van de herfst (A-jaar)
- uit Daniël: Daniël 6,1-29
Intriges tegen Daniël
Noten
-
die … zouden zijn: Of: ‘opdat overal in het koninkrijk satrapen zouden zijn.’↩︎
-
had … geen zorgen: Of: ‘leed … verlies.’↩︎
-
aangezien: Aram: kol-qoḇel dī. Meestal wordt dit als één syntagma gelezen, maar in een aantal gevallen (zo ook hier) staat een scheidend accent, hier een rḇiaꜤ, op qoḇel. De consequenties voor de vertaling zijn niet duidelijk.↩︎
-
koninkrijk: D.w.z.: zijn bestuurlijke activiteiten.↩︎
-
iets: Toevoeging.↩︎
-
bad: Of: knielde, of: zegende, d.i.: sprak hij de lofprijzing uit (‘gezegend zijt gij, God …’).↩︎
-
was … ontstemd: Het Aramees heeft hier een onpersoonlijke uitdrukking, ongeveer: ‘het was de koning ontstemd (te moede).’ Vgl. v. 24.↩︎
-
gaf een bevel: Lett.: ‘zei’. Hier komt het onderscheid tussen ’MR ‘zeggen’ en DBR ‘spreken’, bekend uit het Bijbels Hebreeuws, te vervallen. In het Bijbels Aramees komt het werkwoord DBR overigens niet voor. Z. ook v. 25. Vgl. v. 24.↩︎
-
hem: Toevoeging.↩︎
-
ingang: Aram. pum: ‘mond’. Z. ook v. 23.↩︎
-
bijvrouwen: De betekenis van dit woord is onzeker; ook mogelijk is: ‘voedsel’ of ‘muziekinstrumenten’.↩︎
-
muil: In het Aramees wordt in v. 18 hetzelfde woord (*pum*) voor ‘ingang’ gebruikt.↩︎
-
wordt aangetroffen: Passivum divinum, m.a.w.: God is het onderwerp.↩︎
-
was … verheugd: Het Aramees heeft hier een onpersoonlijke uitdrukking, ongeveer: ‘het was de koning verheugd (te moede)’. Vgl. v. 15.↩︎
-
beval: Z. de aant. bij v. 17.↩︎
-
gaf een bevel: Z. de aant. bij v. 17.↩︎
-
belasterd: Lett.: ‘een hap (bete/stuk) van Daniël hadden gegeten’; vgl. Naardense Bijbel: ‘hun tanden hadden gezet in Daniël’.↩︎
-
einde: D.w.z. het einde der tijden.↩︎
-
klauw: Aram.: yaḏ, niet alleen ‘hand’ of ‘klauw’, maar ook ‘macht’; vgl. Da 2:38. In v. 25 (‘greep’) staat ook in het Aramees een ander woord.↩︎
-
onder het bewind: Of: ‘in het koninkrijk’. Z. ook v. 29b.↩︎