Exodus 34,27-35
- Vertaling: Evert van den Berg
- voor 17 maart 2019: 2e van de 40 dagen (C-jaar)
- uit Exodus: Exodus 34,27-35
Noten
-
Grammaticaal is het niet duidelijk wie er schrijft, Mozes of JHWH. Doorgaans denkt men aan JHWH, vgl. de hoofdletter in NBG; Willibrord heeft zelfs ‘en de HEER grifte’. Wellicht is deze dubbelzinnigheid opzet.↩︎
-
De aansluiting van deze regel bij de eerste lijkt wat anakoloet-achtig, maar het Hebreeuws laat wjhj ‘landen’ op een perfectum dat voorafgegaan wordt door het subject, en niet zoals te verwachten op een imperfectum consecutivum.↩︎
-
Weer een grammaticale dubbelzinnigheid. NBG kiest voor Mozes: ‘omdat hij met Hem gesproken had’.↩︎
-
Letterlijk, maar wat archaïsch ‘zij waren bevreesd’, waardoor verband met de ‘vreze des HEEREN’ gelegd wordt.↩︎
-
Een sluier lijkt me voor een man een minder geschik-te vertaling, een dwaal is te archaïsch, vrees ik.↩︎