Ezechiël 33,7-11

 


7
Jij nu, mensenkind,
om uit te kijken heb ik jou aangesteld over het huis Israël.
Hoor je uit mijn mond een woord
dan zul je hen namens mij waarschuwen.
8
Wanneer ik tot de misdadiger zeg:
Misdadiger, je zult zeker sterven
maar jij spreekt niet om de misdadiger te waarschuwen voor zijn pad
dan zal die misdadiger om zijn ongerechtigheid sterven
maar jou zal ik voor [het vloeien van] zijn bloed verantwoordelijk stellen.
9
Maar jij,
wanneer jij een misdadiger waarschuwt om van zijn pad om te keren
en hij keert niet om van zijn pad
dan zal hij om zijn ongerechtigheid sterven
maar heb jij je leven gered.
10
Jij dan, mensenkind
zeg tot het huis Israël:
Aldus zeggen jullie:
Ja, onze opstandige daden en onze zonden drukken op ons
daardoor rotten wij weg
hoe dan zouden wij kunnen leven?
11
Zeg tot hen:
Zowaar ik leef
– godsspraak van mijn heer JHWH –
zou ik genoegen scheppen in de dood van de misdadiger?
Veeleer in het omkeren van een misdadiger van zijn pad
opdat hij leeft.
Keert om, keert om van jullie boze paden.
Waarom zouden jullie sterven, huis Israël?
Scroll naar boven