Marcus 1,1-45

 


Berg en Zee bij Marcus

Berg en zee bij Marcus

In zijn artikel „De betekenis van Marcus vanuit zijn topografische structuur” (Tijdschrift voor Theologie 22, 1982) opent de Nijmeegse exegeet Bas van Iersel een overzichts-perspectief op het tweede evangelie. Zijn uitgangspunt is, dat Marcus zeer bewust aangeeft waar de plaats van handeling zich bevindt en hoe deze zich binnen het verhaal van Jezus — inderdaad: gaandeweg — verplaatst. De topografie is in dit evangelie geen secundaire omlijsting, maar een primaire ordening om zichtbaar te maken `waar´ de lezer met Jezus aan toe is. Het evangelie biedt een aantal plaatsbepalende situaties.

Voor alle duidelijkheid neem ik hier het schema van Van Iersels topografische ordening over.

Titel 1:1

A de woestijn 1:2-13

overgang 1:14-15

B Galilea 1:16—8:21

blind > ziend 8:22-26

C de weg 8:27—10:45

blind > ziend 10:46-52

B´ Jeruzalem 11:1—15:39

overgang 15:40-41

A´ het graf 15:42-16:8

De structurering van de tekst aan de hand van de topografie levert dus een concentrisch beeld op, waarbij optisch het middendeel (C — `de weg´) het meest bepalend lijkt te zijn, temeer daar dit gedeelte op dubbele wijze ingesloten wordt door de genezing van een blinde. Deze overgangen zijn hier sterker geaccentueerd dan tussen A-B en B´-A´.

De vraag lijkt mij geoorloofd, hoe dit schema van Van Iersel aansluit bij twee andere topografische aanduidingen nl. `zee´ en `berg´, die Marcus frequent gebruikt.

Kunnen deze plaatsbepalingen inderdaad de topografische structuur van het evangelie ondersteunen en voegen zij wellicht nog nieuwe betekenis toe? Met name de laatste hypothese wil ik pogen te onderbouwen. `Zee´ en `berg´ zijn aanduidingen van Marcus die de tekst mede structureren én ook nader kwalificeren.

Zee

De concordantie telt bij Marcus 18 maal het woord `zee´. Daarmee gaat het kortste evangelie met dit woord aan kop, vergelijk: Mat. 14 x, Luc. 3 x en Joh. 9 x. Meestal spreekt Marcus (en ook de andere evangeliën) kortweg over `de zee´, een paar maal nader aangeduid als `de zee van Galilea´ (Mar. 1:6 en 7:31). Dezelfde aanduiding komen we ook tegen bij Matteüs (4:18/ 15,29) en enigszins aangepast bij Johannes: `de zee van Galilea van Tiberias´ (6:1). Opmerkelijk is dat Lucas dit woordgebruik vermijdt. Deze evangelist spreekt niet van `de zee´, maar over `het meer van Gennesareth´ (Luc. 5:1; zie ook 8:22 e.v.). Geografisch is de laatste benaming natuurlijk de meest correcte.

Behalve enkele spreuken analoog aan Lucas (Mar. 9:42, 11: 23), heeft `zee´ bij Marcus betrekking op een aantal verhalen, zoals 1:16-20 (roeping bij zee), 4:35-41 (storm op zee) en 6: 45-52 (afscheid en ontmoeting op zee). Daarnaast en soms tegelijkertijd (zoals bijv. 1:16) geeft Marcus `de zee´ een plaats in zijn verhaal — eventueel samen met andere bepalingen van plaats — ter inleiding of afsluiting van een perikoop: Mar. 2:13 / 3:7 / 4:1-2 / 5:1 / 5:21 / 7:31.

Op basis van deze gegevens lijkt het mij niet teveel gezegd, dat Marcus in het door Van Iersel als `B—Galilea´ (1:16-8:21) aangeduide gedeelte, `de zee´ mede als structuurbepalend topografisch element gebruikt. Temeer daar Matteüs (die Marcus in zijn zee-gang het verste volgt) in parallelle passages vaak van `de zee´ afziet (vgl. Mat. 8:28; 9:9, 18)

De categorie `zee-teksten´ als structuurelement bij Marcus is in nog twee ondersoorten te verdelen. Daar waar `zee´ genoemd wordt in samenhang met `overkant´ (4:35 / 5:1 / 5:21 / 6:45-47) en daar waar `zee´ genoemd wordt in samenhang met andere plaatsbepalingen zoals Galilea, Judea, Jeruzalem, Idumea, het Overjordaanse, Tyrus en Sidon, Dekapolis (1:16; 3:7 en 7:31). Het optreden van Jezus bij de zee gaat telkens gepaard met een grote toeloop van mensen. Zie bijvoorbeeld Mar. 4:1-21 waar ter inleiding op de gelijkenissen van het zaad (!) tot driemaal toe sprake is van `de zee´:

4:1 Hij begon opnieuw te leren langs (para) de zee.

2
En een grote menigte kwam tezamen tot hem,
zodat hij in een schip gaande, gezeten was op (ev) de zee
3
en heel de schare was bij (pros) de zee op het land.
 
1
Niet minder dan Galilea (11 x in Marcus) is `de zee´ een structuurbepalend gegeven voor het Marcusevangelie. In die zin functioneert het als hulplijn bij `Galilea´.
2
Omdat `de zee´ daarnaast in stereotype verbinding staat met woorden als `overkant´ `grote menigte´, en diverse aanduidingen van `overzeese gebiedsdelen´ (Tyrus, Sidon, Overjordaanse, Dekapolis) wordt de indruk gewekt, dat het optreden van Jezus om te beginnen plaats vindt vanuit de periferie van Israël om daarna een beweging naar binnen te maken (Jeruzalem — B´).
 
`Gij, vertrouwen van alle einden der aarde
en van de verste zeeën;
Gij die de bergen vastzet door uw kracht,
met sterkte omgordt;
die het bruisen der zeeën doet bedaren
het bruisen van haar golven en het rumoer der natiën.
Daarom vrezen zij die de einden bewonen voor uw tekenen.´
 
 
 
`En terstond dwong hij zijn leerlingen
om in het schip te gaan en vooruit te gaan
naar de overkant, naar Bethsaïda,
terwijl hij de schare van zich losmaakte.
En nadat hij van hen afscheid genomen had,
vertrok hij naar de berg om te bidden.
Toen het reeds laat geworden was,
was het schip midden op de zee
en zelf was hij alleen op het land.
En ziende hen worstelen om vooruit te komen….´
 
`Amen, ik zeg jullie, wie tot deze berg zegt:
wordt opgenomen en in de zee geworpen
en in zijn hart niet zal twijfelen
maar gelooft, dat wat hij spreekt, gebeurt, het zal zo zijn.´
 

Noten

  1. Het zal de lezer van dit artikel duidelijk zijn, dat de Nieuwe Bijbel Vertaling hier m.i. geen goede gids is, omdat het de evangelieteksten die over `zee´ spreken consequent vertaalt met `meer´. Het (mis)verstaan is hier over de vertaling gaan heersen.↩︎

Scroll naar boven