Marcus 14,53-72

 


Veroordeeld en verloochend….

53
Zij voerden Jezus af naar de hogepriester
waar alle priesteroversten, oudsten en schriftgeleerden zich verzamelen.
54
Ook Petrus had hem op afstand gevolgd,
tot op de binnenplaats van de hogepriester.
Hij zat daar tussen de helpers
en warmde zich bij het schijnsel.
 
55
De priesteroversten en het gehele sanhedrin,
zochten naar een aanklacht tegen Jezus,
om hem ter dood te brengen.
Maar zij vonden die niet.
56
Want velen gaven een vals aanklacht tegen hem,
en de aanklachten waren niet gelijk.
57
Enigen stonden op
en gaven een valse aanklacht tegen hem, door te zeggen:
58
Wij hebben hem horen zeggen:
Ik zal dit met handen gemaakte heiligdom afbreken
en over drie dagen zal ik een ander,
— niet met handen gemaakt — opbouwen.
59
Maar ook zo was hun aanklacht niet gelijk.
60
Toen stond de hogepriester in (hun) midden op
en ondervroeg Jezus:
Antwoord je niet op wat dezen tegen je getuigen?
61
Maar hij bleef zwijgen en antwoordde niets.
Weer ondervroeg de hogepriester hem, en zegt hem:
Bent u de Gezalfde, de zoon van de Gezegende?
62
Jezus zei evenwel
Ik ben het,
en jullie zullen de Mensenzoon zien,
gezeten ter rechterhand van de Kracht
en komend met de wolken van de hemel.
63
Maar dan zegt de hogepriester,
terwijl hij zijn gewaad verscheurde:
Waarom hebben we nog aanklachten nodig?
64
Jullie hebben de godslastering gehoord.
Wat dunkt u?
En allen oordeelden hem de dood schuldig.
65
Vervolgens begonnen sommigen hem te bespuwen,
omhullen ze zijn gelaat en zeggen,
terwijl ze hem klappen geven: profeteer dan!
Ook de helpers sloegen hem in het gezicht.
 
66
En terwijl Petrus beneden op de binnenplaats is,
komt daar één van de dienstmeisjes van de hogepriester.
67
Terwijl zij Petrus zich zag verwarmen,
keek ze hem aan en zegt:
Ook jij was bij Jezus van Nazareth!
68
Maar hij loochende het:
Ik weet of begrijp er niets van, wat je zegt?
En hij ging weg, naar buiten in het voorportaal.
69
Toen het dienstmeisje hem daar ook zag,
begon ze het tegen de omstanders weer te zeggen:
Deze is één van hen!
70
En hij loochende het weer.
Even later zeiden de omstanders weer tot Petrus:
Waarachtig, jij bent één van hen!
Want je bent ook een Galileër!
71
Maar hij begon te vloeken en te zweren:
Die mens, waarover jullie spreken, ik ken hem niet!
72
En direct klonk de haan tweemaal.
Toen herinnerde Petrus zich de uitspraak,
zoals Jezus die tot hem gesproken had:
Voordat de haan tweemaal klinkt,
zal je mij driemaal verloochenen.
En aangeslagen weende hij
Scroll naar boven