Hooglied 5,2-8

 


2
[zij:]
Ik was in slaap, maar mijn hart was wakker.
Hoor, mijn liefste klopt aan:
Doe voor me open, mijn zuster, mijn vriendin, mijn duif, mijn volmaakte,
want mijn hoofd is bedekt met dauw,
mijn lokken zijn bedekt met nachtdruppels!
3
Ik heb mijn onderkleed uitgetrokken,
Moet1 ik het soms [weer] aantrekken?
Ik heb mijn voeten gewassen, moet ik ze soms [weer] vuil maken?
4
Mijn liefste stak zijn hand door2 de opening3 [van4 de deur]
en mijn binnenste5 raakte in onrust vanwege hem.
5
Ik stond op om open te doen voor mijn liefste
en mijn handen dropen van mirre, en mijn vingers van vloeiende mirre,
op de handgreep van de grendel.
6
Ik deed open voor mijn liefste,
maar mijn liefste had zich afgewend, was voorbijgegaan.6
Ik bestierf7 het vanwege8 zijn afwenden.
Ik zocht hem, maar ik vond hem niet,
ik riep hem, maar hij antwoordde mij niet.
7
Mij vonden de wachters, die in de stad rondgaan; ze sloegen mij, ze verwondden mij,
ze pakten9 mijn omslagdoek van mij af,
de wachters van de muren.
 
8
Ik bezweer10 je, dochters van Jeruzalem,
als jullie mijn liefste vinden,
wat zullen jullie hem vertellen?
Dat ik ziek ben van liefde!
 

Noten

  1. moet … soms [weer]: andere vertalingen zijn mogelijk: alleen een vraagteken, `hoe zou?´ of `waarom zou?´. Het modale karakter van de zin wordt tot uitdrukking gebracht door de vertaling `soms´ (ook `dan´ zou mogelijk geweest zijn). Bij zo´n snelle opeenvolging van handelingen gebruikt het Nederlands graag `weer´ of `opnieuw´. Dit geldt ook voor het laatste versdeel.↩︎

  2. door: lett. `uit´ (Hebr. min*), wat beeldend weergeeft dat de vrouwelijke actant, die zich binnen bevindt, de hand door de opening in de deur van buiten naar binnen ziet komen. Het Duits kan dit duidelijk maken met herein.↩︎

  3. In de NBV is dit woord onvertaald gebleven. (Maar zie de volgende noot, over de toevoeging `van de deur´.)↩︎

  4. van de deur: expliciterende toevoeging waarmee ongewenste connotaties worden vermeden. Deze opening fungeerde als sleutelgat.↩︎

  5. mijn binnenste raakte in onrust: Lett. `mijn ingewanden werden onrustig.´ Ook in Jes. 16,11; Jer. 31,20 (vgl. Jer. 4,19) komt deze collocatie voor, die overigens zelfs in de Statenvertaling niet concordant wordt vertaald. Soms heeft het Hebreeuwse woord een letterlijke betekenis (`ingewanden´, `buik´, zoals bv. in Hgl. 5,14). Soms heeft het een figuurlijke betekenis, als zetel van de emoties (vgl. de Nederlandse uitdrukking `vlinders in zijn/haar buik hebben´). Vgl. ook Ruth 1,11).↩︎

  6. voorbijgegaan: in de betekenis `had geen acht geslagen op mij´, vergelijk Van Dale Groot Woordenboek van de Nederlandse taal.↩︎

  7. bestierf: Deze vertaling steunt op Genesis 35,18, waar betseet nafsjah `toen haar levenskracht (` levensadem, vgl. Gen. 2,7, maar ook: ziel) uit haar wegging´ (vert. SHA) wordt geëxpliciteerd als `ze was stervend´ (z. de vertaling van de Societas Hebraica Amstelodamensis). Vergelijk nog Ps. 146,4 (met roeach*).

    De NBV vertaalt `Een duizeling beving mij´, wat de kracht van de Hebreeuwse uitdrukking, die duidt op zich doodschrikken, onvoldoende recht doet.

    In dit en het volgende vers rijmen jatsa (lett. `uitgaan´) en matsa (`vinden´) op elkaar.↩︎

  8. vanwege zijn afwenden: het is lastig deze infinitivus-constructie van dibber letterlijk te vertalen. Bovendien zou be ook met `toen (hij zich afwendde)´ vertaald kunnen worden.↩︎

  9. Of: zij tilden mijn omslagdoek op / zij deden mijn omslagdoek omhoog (contra HALOT i.v. nasa 18).↩︎

  10. bezweer: het `koor´ borduurt in vers 9 op dit woord voort.↩︎

Scroll naar boven