Hooglied 2,1-7

 


Vertaling: Societas Hebraica Amstelodamensis

==[zij:]1

1
Ik ben een narcis van de Saron, een lelie der dalen.
 
[hij:]
 
2
Als een lelie onder de dorens,
zo is mijn vriendin onder de dochters.
 
[zij:]
 
3
Als een appelboom onder de bomen van het woud,
zo is mijn liefste onder de zonen;
in zijn schaduw verlang ik te zitten,
zijn vrucht is zoet voor mijn gehemelte.
4
Hij bracht mij binnen in het wijnhuis,
zijn vaandel boven mij is liefde.
5
Verkwik mij met rozijnenkoeken, verfris mij met appels,
want ziek van liefde ben ik.
6
Zijn linkerarm ligt onder mijn hoofd,
zijn rechterarm omvat mij.
7
Ik bezweer je, dochters van Jeruzalem,
bij de gazellen of de reeën2 van het veld:
maak de liefde niet wakker, wek haar niet voordat het haar behaagt!3
 

Noten

  1. Om de verschillende stemmen te onderscheiden is er voor gekozen die aan te geven met behulp van tussenkopjes, waarbij drie `personages´ worden onderscheiden: het meisje (zij), de jongen (hij) en een derde partij, die als koor wordt aangeduid.↩︎

  2. `de gazellen of de reeën´: Vgl. 2:9, 17; 3:5. In 2:7 en 3:5 heeft het Hebreeuws de vrouwelijke vorm van het zelfstandig naamwoord gebruikt (`gazellenwijfjes´), in 2:9 en 2:17, waar de minnaar met deze dieren wordt vergeleken, de mannelijke↩︎

  3. Met dank aan SHA en NBG. De gehele vertaling van Hooglied (4e druk) is verschenen onder ISBN 978-90-6126-074-5↩︎

Scroll naar boven