Psalmen 110,1-7

 


Vertaling: Thijs Booij

1
Van David. Een psalm.
 
JHWH spreekt tot mijn heer aldus:
Ga zitten aan mijn rechterhand,
terwijl ik jouw vijanden maak
tot een voetbank voor je voeten.
2
Jouw machtige scepter
strekt JHWH uit van Sion:
Heers te midden van je vijanden!
3
Bij1 jou is adeldom2
op de dag van je sterkte:
Ik heb op het heilig gebergte3
uit de schoot van de dageraad
jou voortgebracht4 als gebieder.5
4
JHWH heeft gezworen
en het berouwt hem niet:
Jij bent priester voor altijd
omwille van Melchisedek.
5
De Heer, aan je rechterhand,
verplettert koningen op de dag van zijn toorn,
6
houdt gericht onder de volken,
slaat lichamen aan stukken,6
verplettert de hoofden
op de wijde aarde.
7
Onderweg drinkt hij uit de beek:
daarom heft hij het hoofd op.
 

Noten

  1. Hebreeuws letterlijk: „Uw volk (is) vrijwilligheid (of: vrijwillige gaven) / op de dag van uw sterkte. // In heilige luister / uit de schoot van de dageraad / voor u de dauw van uw jeugd.”↩︎

  2. Bij jou is adeldom — de weergave veronderstelt dat de consonanten van de eerste twee woorden van het vers moeten worden gelezen zoals de Septuaginta dat doet.↩︎

  3. op het heilig gebergte — evenals NBV↩︎

  4. jou voortgebracht — aldus de lezing van de consonantentekst in Septuaginta en Origenes´ Hexapla (transcriptie-kolom). De masoretische vocalisatie ligt niet voor de hand. Vergelijk Ps. 2:7.↩︎

  5. als gebieder — het masoretische is merkwaardig. De transcriptie in de Hexapla heeft één woord.

    De troonsbestijging van de koning op de berg Sion is in de poëtische, of zelfs mythische voorstelling van de tekst (zoals ik die lees) zijn geboorte als zoon van God; vergelijk, ook voor vs. 1b-2, Ps. 2:6-9; 89:27-28. De koning, geboren „uit de schoot van de dageraad”, is bovendien een `zon´. Herhaaldelijk wordt in het oude Oosten een koning betiteld als bijvoorbeeld `mijn Zon´ of `Zon van de landen´.↩︎

  6. slaat… aan stukken — Hebreeuws: „vol (lichamen/lijken)” of, anders gevocaliseerd, „vult met” (niet: „hoopt op”).↩︎

Scroll naar boven