Jesaja 56,1-8

 


1
Zo zegt JHWH:
Behoed1 het recht, en doe gerechtigheid
want nabij is de komst van mijn bevrijding
en de openbaring van mijn gerechtigheid.
2
Gelukzalig de mens die dat doet
en het mensenkind dat daaraan vasthoudt;
wie de sabbat behoedt voor ontheiliging
en zijn hand weerhoudt2 van alle kwaad.
 
3
Laat de allochtoon3 die zich bij JHWH aansluit
niet zeggen:
JHWH zal mij zeker afzonderen van zijn volk.
En laat de eunuch niet zeggen:
Ik ben maar een verdroogde boom.4
4
Want zo zegt JHWH
over de eunuchen die mijn sabbatten behoeden
en verkiezen wat mijn welgevallen heeft
en vasthouden aan mijn verbond:5
5
Ik geef aan hen in mijn huis, binnen mijn muren
een gedenkteken en een naam6
beter dan zonen en dochters;
een eeuwige naam geef ik hun
die niet afgesneden wordt.
6
En de allochtonen die zich aansluiten bij JHWH
door hem liturgisch te dienen7
en de naam van JHWH liefhebben
door voor hem tot dienstknechten te zijn
— ieder die de sabbat behoedt voor ontheiliging
en vasthoudt aan mijn verbond —
7
hen breng ik naar mijn heilige berg
en ik maak hen verheugd in mijn gebedshuis;
hun brandoffers en hun slachtoffers zullen welkom zijn op mijn altaar
want mijn huis zal een huis van gebed genoemd worden voor alle volkeren.8
8
— uitspraak van de Heer JHWH
die de verstrooiden van Israël verzamelt —
Ik zal er nog bij verzamelen, bij wie ik ervan verzameld heb.
 

Noten

  1. Motiefwoord sjamar in deze perikoop is niet idiolect vertaalbaar: levert sterk verwrongen Nederlands op.↩︎

  2. Ook hier sjamar ↩︎

  3. Allochtoon: letterlijk: zoon van (de) vreemdeling, dus van vreemde afkomst. Alleen hier met lidwoord, vgl. Jes. 60,10, 61,5, 62,8 enz.↩︎

  4. Vgl. voor de combinatie vreemdeling / eunuch vooral Deut. 23,1vv (Hebr. 23,2vv). Vreemdeling / allochtoon en eunuch hebben beide een probleem met het invoegen in de geschiedenis van het volk: de vreemdeling naar het verleden, de eunuch naar de toekomst toe.↩︎

  5. Onze passage vertoont veel woordovereenkomst met Ex. 31,13-17: het bewaren van de sabbat, de typische uitdrukking `mijn sabbatten´, de verbinding met de term `verbond´ en de nadruk op het eeuwigdurende karakter ervan.↩︎

  6. Vgl. 2 Sam. 18,18, het gedenkteken dat de kinderloze Absalom voor zichzelf opricht; in 1 Sam. 15,12 en Ez. 21,19 (Hebr. 21,24) is Jad `wegwijzer.´ Denk uiteraard aan het naar onze tekst genoemde gedachtenismonument in Jeruzalem voor de slachtoffers van de shoah.↩︎

  7. s-r-t: het bedienen van iemand, persoon of godheid, en dan ook in Deut. (10,8 et passim) en Ez. meestal de taak van de Levieten: het dienen in de liturgie.↩︎

  8. Vgl. het citaat door Jezus in Mar. 11,17 en par.↩︎

Scroll naar boven