Jesaja 42,1-9

 


1
Hier is mijn knecht1
die ik vast zal houden;
mijn uitverkorene
in wie mijn ziel behagen schept.
Ik leg mijn geest op hem.
Recht voor de naties zal hij uitvaardigen.
2
Hij schreeuwt niet
hij maakt geen ophef2
en laat zijn stem niet op straat horen.
3
een geknakt riet zal hij niet breken
een kwijnende vlaspit zal hij niet uitdoven.
In trouw zal hij recht uitvaardigen.
4
[Zelf] dooft hij niet uit en wordt niet geknakt
eer hij op de aarde recht heeft gevestigd
en de verre kusten3 zijn onderricht verwachten.
5
Zo zegt de godheid JHWH
die de hemelen schiep en ze uitspande
en de aarde uitbreidde4 met wat uit haar voortspruit5
die de adem gaf aan het volk daarop
de geest aan wie op haar rondgaan:
6
Ik, JHWH, heb je geroepen in gerechtigheid.
Ik grijp je bij je hand
ik zal je bewaren
en maken dat je een verbond voor het volk zult zijn
en een licht voor de naties
7
om blinde ogen te openen
om wie gekluisterd is uit de kerker te voeren
uit het gevangenhuis hen die in duisternis zitten.
 
8
Ik ben JHWH. Dat is mijn naam.
Mijn eer laat ik niet aan een ander over
lofprijzing voor mij niet aan gesneden beelden.
 
9
Het eerdere gebeuren, dat is gekomen.
Het nieuwe gebeuren verkondig ik.
Eer het uitspruit
zal ik die jullie doen horen.
 

Noten

  1. `Dienaar´ verliest de klassieke `lijdende knecht´. ↩︎

  2. Naar de Naardense Bijbel. ↩︎

  3. Door de parafrase van de NBV raakt het verband verloren. Ijjim, kusten/eilanden, heeft telkens de connotatie `ver.´ Vgl bijv. 23,2.6 = Phoenicië. ↩︎

  4. R-q-`, de ev. grondbetekenis breedstampen past niet bij het vervolg. Vgl bovendien de parallel met uitspannen, zie ook 44,24. ↩︎

  5. `Voortbrengsels´, nomen bij y-ts-`, spec. in Jes. Vaak spruiten, nakroost = mensen. Vgl. 44,3.↩︎

Scroll naar boven