1 Korintiërs 1,1-9

 


Toonzetting aan het begin van de brief: Paulus noemt zichzelf als schrijver; maar ook laat hij horen hoe hij over zijn lezers denkt en hoe dankbaar hij voor hen is.

1
Paulus, tot apostel van Christus Jezus geroepen door de wil van God,
en Sosthenes, de broeder,
2
aan de gemeente van God
die is in Korinthe,
aan de geheiligden in Christus Jezus,
geroepen heiligen,
samen met allen
die op elke plaats de naam aanroepen
van onze Heer Jezus Christus,
hun en onze Heer.
3
Genade zij met jullie,
en vrede,
van God, onze vader,
en van de Heer Jezus Christus.
4
Ik dank mijn God te allen tijde voor u,
vanwege de genade van God,
die u gegeven is in Christus Jezus,
5
omdat jullie in alles rijk begiftigd zijn
in hem,
in alle woorden en alle kennis,
6
gelijk de getuigenis van Christus bevestigd1 is
onder jullie,
7
zodat het jullie ontbreekt aan geen enkele genadegave,
terwijl jullie de openbaring van onze Heer Jezus Christus verwachten.
8
Hij zal jullie ook bevestigen2 ten einde toe,
zodat gij onberispelijk zijt3 op de dag van onze Heer Jezus (Christus).
9
Getrouw is God,
door wie jullie geroepen zijn tot gemeenschap met zijn zoon Jezus Christus,
onze Heer.
 

Noten

  1. aoristus: zijn of worden bewezen/bevestigen/beamen. In de Willibrord vertaling: “ingang vond”; Naardense Bijbel: “in u vaste voet gevonden heeft”.↩︎

  2. hier futurum, zie verder aantekening bij vers 6.↩︎

  3. zonder verwijt, zonder reden tot bestraffing, onaanklaagbaar.↩︎

Scroll naar boven