Titus 2,11-14

 


Epifanie

11
Verschenen is immers Gods genade1
redding voor alle mensen;
12
zij leert ons
om de goddeloosheid
en de wereldse2 verlangens
loochenend,3
bezonnen4 en rechtvaardig en godvruchtig5
te leven in de huidige eeuw6,
13
in afwachting7 van het gelukzalige verlangen8
en [de] verschijning9 in heerlijkheid
van onze grote God en redder Jezus Christus,
14
die zichzelf gaf omwille van ons
om ons te bevrijden
van alle wetteloosheid10
en te reinigen voor zich
een gemeente ten eigendom11,
ijverend voor goede werken.
 

Noten

  1. charis in LXX voor Hebr. cheen, chèsèd, gedoela, razoon, tov, rachamim ↩︎

  2. lett: kosmische; cf. Hebr9:1: een heiligdom voor deze wereld↩︎

  3. arneomai: weigeren, afwijzen, loochenen↩︎

  4. soofroonoos: verstandig, bezonnen↩︎

  5. elementen die betrekking hebben op de mens zelf, op de medemens en op God↩︎

  6. aion↩︎

  7. prosdechomai op– afwachten, opnemen, ontvangen, verdragen, dulden afwachten↩︎

  8. elpis– dat wat gehoopt wordt↩︎

  9. epifanie, seculier gebruikt voor officieel bezoek van koning of keizer, als geboorte van een godheid afkomstig uit Egypte, het feest van Epifanie. LXX voor Hebr. yara: vrezen, dus vreeswekkend, ontzagwekkend↩︎

  10. Zie Ps. 130:8. Chouraqui: ‘non-tora’. In LXX o.a. voor Hebr. zowel awoon als chatta, bewuste en onbewuste zonde↩︎

  11. periousios: rijk, vermogend, uitverkoren, eigen: kostbaar — LXX laos periousis in Ex. 19:5 en Dt7:6. Alleen hier in NT als eigendom↩︎

Scroll naar boven