Jesaja 50,4-7

 


4
Mijn Heer JHWH1 heeft mij een tong gegeven als van leerlingen
opdat ik weet hoe ik de vermoeide kan opbeuren.2 .
— Hij wekt een woord —3
Morgen aan morgen wekt hij mij het oor4
om te horen zoals leerlingen [doen].
 
5
Mijn Heer JHWH heeft mij het oor geopend
en ik, ik heb mij niet verzet
ik ben niet teruggedeinsd.
6
Mijn rug heb ik gegeven aan wie mij sloegen
mijn kaken aan wie [mijn baardhaar] uitrukten
mijn gezicht heb ik niet verborgen
voor schandelijke bespuwing5 .
 
7
Mijn Heer JHWH helpt mij
daarom ben ik niet te schande geworden
daarom heb ik mijn gezicht keihard gemaakt
wetend dat ik niet beschaamd zal staan.
 

Noten

  1. Mijn Heer JHWH: telkens de opening van de secties.↩︎

  2. לָע֥וּת is een notoir probleem, meestal via emendatie (l-‘-‘) verklaard als ‘geschikt spreken’ of ‘ondersteunen’. De NBV heeft ‘opbeuren’ en dat is in het verband bevredigend. Het woord leerling is in de NBV helaas wegvertaald (toespeling op Jes. 8,16? Zo Buber. Maar vgl. ook 54,13 en de context van het verbum in 40,14 en 48,17).↩︎

  3. — Hij wekt een woord — : wellicht een verklarende glosse.↩︎

  4. Hij wekt het oor: namelijk daar waar niemand gehoor geeft, 50,2.↩︎

  5. Schandelijke bejegening en bespuwing: als hendia-dys vertaald, vgl. NBG ’51.↩︎

Scroll naar boven