1 Koningen 21,1-29

 


Vertaling van het Amstel preekteam, bewerkt door Evert van den Berg en Willem Pel

1) En het geschiedde na deze gebeurtenissen:

Nabot, de Jizreëliet had een wijngaard in Jizreël1

naast het tempelpaleis van Achab, koning van Samaria.

2) En Achab sprak tot Nabot:

Geef mij jouw wijngaard

dan wordt die mijn moestuin:2

hij ligt immers vlakbij mijn huis.

In plaats daarvan geef ik jou een goede wijngaard

nog beter dan deze;

of als het goed is in jouw ogen

geef ik je zijn koopprijs in geld.

3) Nabot zei tot Achab:

Dat zij verre van mij vanwege JHWH3

om het erfdeel van mijn vaderen aan u te geven.4

4) Achab kwam thuis, mismoedig en verbolgen

om het woord dat Nabot de Jizreëliet tot hem had gesproken

toen hij zei:

Ik geef u het erfdeel van mijn vaderen niet!

Hij legde zich neer op zijn bed,

keerde zijn aangezicht af

en wilde niet eten.

5) En Izebel zijn vrouw kwam tot hem en sprak tot hem:

Wat is dit

dat jouw geest zo mismoedig is

en je helemaal niets eet?

6) Hij sprak tot haar:

Spreek ik tot Nabot de Jizreëliet, ik zei:

‘Geef mij jouw wijngaard voor geld,

of als je dat liever hebt:

geef ik jou een wijngaard in plaats van de jouwe.’

Maar hij zei:

‘Ik geef jou mijn wijngaard niet!’

7) Izebel, zijn vrouw, zei tot hem:

Jij!

Nu moet jij koninklijk optreden ten overstaan van Israël!

Sta op

eet

Laat je hart vol goede moed zijn

Ikzelf zal jou de wijngaard van Nabot, de Jizreëliet geven!

8) Zij schreef brieven met de naam van Achab er onder

en zegelde die met zijn zegel

en zond de brieven naar de oudsten

en de edelen in de stad:

de mede-ingezetenen van Nabot.

9) In de brieven schreef zij:

Roept een vasten uit

en laat Nabot gezeten zijn aan het hoofd van het volk!

10) En laat tegenover hem twee mannen zitten,5

zonen van Belial: nietsnutten.6

Die moeten tegen hem getuigen:

‘Jij hebt [vaarwel] gezegd God en de koning!’7

Breng hem [dan] naar buiten

Dood hem door steniging.8

11) En de mannen van zijn stad

de oudsten en de edelen

de mede-ingezetenen in zijn stad

deden zoals Izebel hen had doen weten

zoals was geschreven in de brieven

die zij aan hen gezonden had.

12) En zij riepen een vasten uit

en lieten Nabot zitten aan het hoofd van het volk,

13) en de twee mannen, zonen van Belial, nietsnutten, kwamen

en gingen tegenover hem zitten.

De mannen van Belial, nietsnutten, getuigden tegen Nabot

ten overstaan van het volk:

Nabot heeft God en de koning [vaarwel] gezegd!

Men bracht hem buiten de stad

en zij doodden hem door steniging

14) En zij zonden tot Izebel [het bericht]:

Nabot is gestenigd

en is dood!

15) En het geschiedde toen Izebel hoorde dat Nabot was gestenigd

en dat hij dood was

dat Izebel tot Achab zei:

Sta op!

Eigen je de wijngaard van Nabot, de Jizreëliet toe

die hij jou weigerde te geven voor geld

want Nabot leeft niet meer

hij is dood.

16) En het geschiedde toen Achab hoorde dat Nabot dood was

dat Achab opstond om af te dalen naar de wijngaard van Nabot de Jizreëliet

om die zich toe te eigenen.

17) En het woord van JHWH kwam tot Elia de Tisbiet:

18) Sta op, daal af

Achab, Israëls koning tegemoet

die in Samaria is.

Zie, hij is in de wijngaard van Nabot

waarheen hij is afgedaald om die zich toe te eigenen.

19) Spreek tot hem:

‘Zo zegt JHWH:

Jij hebt gemoord

en jij hebt je ook nog iets toegeëigend?!’

En spreek tot hem:

‘Zo zegt JHWH:

Op de plaats waar de honden het bloed van Nabot hebben opgelikt

daar zullen de honden jouw bloed likken, ook het jouwe!’

20) En Achab zei tot Elia:

Heb je mij gevonden, mijn vijand?

Hij zei:

Ik heb je gevonden

omdat jij jezelf verkocht hebt

door te doen wat kwaad is in de ogen van JHWH.

21) Zie, ik laat kwaad over jou komen

ik zal wegvagen wat na jou [komt]

wegmaaien van Achab wat tegen de wand pist

[alles] wat vast en los zit in Israël.

22) Ik zorg ervoor dat jouw huis wordt als het huis van Jerobeam zoon van Nevat

en als het huis van Baësa, zoon van Achija9

om de krenking waarmee jij [mij] hebt gekrenkt

en jij Israël hebt laten zondigen.

23) En ook over Izebel spreekt JHWH:

De honden zullen Izebel eten

op het stuk grond van Jizreël.10

24) Wie van Achab sterft in de stad

de honden zullen hem eten,

en wie sterft in het veld

de vogels van de hemel zullen hem eten.

25) Maar er is nooit iemand als Achab geweest

die zich zo heeft verkocht

door te doen wat kwaad is in de ogen van JHWH

waartoe Izebel, zijn vrouw, hem aanzette.

26) Zeer gruwelijk heeft hij gehandeld

nietsigheden achterna lopend

dit alles zoals de Amorieten hebben gedaan

die JHWH heeft onteigend

voor de kinderen van Israel.

27) En zodra Achab deze woorden hoorde

scheurde hij zijn kleren

trok een zak over zijn naakte lichaam11

en vastte.

Hij sliep ook in die zak

en bewoog zich traag.12

28) En het woord van JHWH kwam tot Elia, de Tisbiet:

29) Heb je gezien dat Achab zich heeft neergebogen voor mijn aangezicht?

Omdat hij zich heeft neergebogen voor mijn aangezicht

zal ik het kwaad niet doen komen in zijn dagen;

maar in de dagen van zijn zonen

zal ik het kwaad doen komen over zijn huis.

Noten

1: zie Jes. 5 : 1 — 7

2: Deut 11 : 11

3: vgl 1 Sam 24 : 7 en 26 : 11

4: Deut. 4 : 1 en 15 : 4

5: Deut. 17 : 6

6: zie Spr 19 : 28/ 2 Kor 6 : 15

7: Zegenen ברך wordt hier volgens sommige schrijvers ironisch gebruikt. Zie bv Job 1:5 en 11 en Job 2: 5 en 9 en dan zou je mogen lezen vervloeken, zoals b.v. Fokkelman in zijn Job vertaling, de NRSV en ook de NBV. Hier is gekozen voor de betekenis van de groet bij het afscheid nemen. Vergelijk Gen. 24:60 en 47:10 en 1 Kon. 8:66

8: Lev. 24 : 16

9: 1 Kon 14: 7 — 13 en 1 Kon 16 : 1 — 4

10: 2 Kon 9:30-37

11: dat is het gebruikelijke betoon van rouw; שַׂ֥ק wordt ook wel vertaald met rouwkleed.

(12): het Hebreeuws אַֽט kan ook betekenen zacht, met weinig geluid gepaard gaand.

Scroll naar boven