Johannes 1,19-28

 


Johannes getuigt: hij is onder de mensen, hij doopt, hij doet, maar ze – we – willen weten: wie, wat dan, waarom, hoe dan? Alsof hier iets te weten valt. Nee, voor je het weet ….

19
Dit is het getuigenis van Johannes,
toen de Judeërs vanuit Jeruzalem priesters en Levieten naar hem hadden gezonden
met de vraag:
Jij, wie ben je?1
20
Hij gaf toe en ontkende niet2,
hij gaf toe:
Ik ben de gezalfde/messias niet
21
Zij vroegen hem:
Wat dan wel? — ben je Elia?
Hij zei/zegt:
Nee, dat ben ik niet.
De profeet– ben je dat?
En hij antwoordde:
Nee.
22
Zij zeiden tot hem:
Wie ben je dan?
Wij moeten toch een antwoord geven aan wie ons hebben gezonden.
Wat zeg je over jezelf?
23
Hij zei3 :
’Ik ben de stem van een roepende in de woestijn:
maak recht de weg van de Heer!’
zoals de profeet Jesaja heeft gezegd.4
24
Zij die gezonden waren5 hoorden tot de farizeeërs.
25
Zij stelden hem een vraag en zeiden tot hem:
Waarom doop je dan
als je niet de gezalfde bent en niet Elia en niet een profeet?
26
Johannes antwoordde hun en zei:
Ík doop met water,
te midden van jullie staat hij
die jullie niet kennen,
die na mij komt/komend is,
27
voor wie ik niet waard ben
de riemen van zijn schoeisel/sandalen los te maken.
28
Dat (alles) geschiedde in Bethanië aan de overkant van de Jordaan,
want daar was het dat Johannes doopte.
 

Noten

  1. Of: U, wie bent u? Ook in het vervolg zelf maar kiezen voor u of je.↩︎

  2. homologèsen kai ouk èrnèsato: in NB een geladen vertaling “belijdt”; in NBV vrij, met omhaal vertaald: “hij gaf zonder te aarzelen antwoord en verklaarde ronduit”↩︎

  3. Waarom ‘verklaart’ in NB?↩︎

  4. Jesaja 40,3.↩︎

  5. Of ‘afgezanten’.↩︎

Scroll naar boven