1 Korintiërs 9,1-18

 


Paulus stelt het evangelie kostelo

Hoewel Paulus het recht van bezoldiging kan ontlenen aan de verkondiging van het evangelie door hem, ziet hij daarvan af, om geen belemmering op te werpen voor het evangelie. Omdat hij dat vrijwillig doet, is hem dat loon genoeg. Dat loon is hem liever dan aanspraak te maken op het hem rechtens toekomende loon.

1 Ben ik niet vrij?

Ben ik geen apostel?

Heb ik Jezus, onze Heer niet gezien?

Zijn jullie niet mijn werk in de Heer?

2 Al ben ik voor anderen geen apostel,

voor jullie ben ik het toch wel.

Het waarmerk1 van mijn apostelschap zijn jullie in de Heer.

3 Dit is mijn verdediging

tegen hen die mij kritisch bevragen.

4 Hebben wij geen recht om te eten en te drinken?

5 Hebben wij geen recht om een zusteruit de gemeente

als vrouw mee te nemen,

zoals ook de andere apostelen

en de broeders van de Heer,

en Cefas?

6 Of zijn ik en Barnabas soms de enigen,

zonder het recht om vrij van arbeidsplicht te zijn?2

7 Wie dient ooit in het leger op eigen kosten?

Wie plant een wijngaard

en eet niet zelf de vrucht?

Of wie hoedt een kudde

en eet niet van de melk van de kudde?

8 Zeg ik dit menselijkerwijs

of zegt de wet ook niet hetzelfde?

9 Want in de wet van Mozes is geschreven:

Ge zult een dorsende os niet muilbanden.

Bekommert God zich soms om ossen?

10 Of spreekt hij steeds omwille van ons?

Want omwille van ons is geschreven

dat de ploeger moet ploegen in hope

en de dorser in de hoop om zijn deel te ontvangen.

11 Als wij bij jullie het geestelijke gezaaid hebben,

is het dan teveel gevraagd

dat wij van jullie het natuurlijke oogsten?

12 Als anderen delen in dit recht op u,

wij dan niet des te meer?

Wij hebben echter geen gebruik gemaakt van dit recht,

maar alles verdragen,

opdat wij geen enkele belemmering zouden opwerpen

voor het evangelie van Christus.

13 Weten jullie niet

dat zij die de tempeldiensten verrichten,

ook datgene van de tempeldienst eten;

degenen die aan het altaar dienen,

hun deel ontvangen van het altaar?

14 Zo heeft ook de Heer bevolen

dat zij die het evangelie verkondigen

van het evangelie leven.

15 Ik heb hiervan echter geen gebruik gemaakt.

Ook schrijf ik niet over deze dingen

opdat deze dingen mij zouden geschieden

– ik zou liever sterven –

de grond van mijn roem zal niemand wegnemen.

16 Want als ik het evangelie breng,

is dat voor mij nog geen reden om te roemen,

er is namelijk een verplichting op mij gelegd:

wee mij als ik het evangelie niet breng!

17 Want [alleen} als ik dit vrijwillig doe,

heb ik ‘loon’,

indien ik het onwillig doe,

dan is mij een taak toevertrouwd.

18 Wat is mijn ‘loon’ dan?

Dat ik, hoewel ik het evangelie breng3,

het evangelie kosteloos stel,

zonder gebruik te maken van mijn recht in het evangelie.

Noten

1: zegel

2: ironisch, dus niet te ‘logisch’ vertalen door de dubbele ontkenning weg te halen

(3): hoewel ik degene ben die het evangelie breng en daaraan dus rechten zou kunnen ontlenen

Scroll naar boven