Matteüs 22,1-14

 


1 En Jezus antwoordde en zei hen

opnieuw in gelijkenissen het volgende:

2 het koninkrijk der hemelen is vergelijkbaar

met een mensenkoning1

die een bruiloft gereedmaakte voor zijn zoon.

3 Hij zond zijn dienaren weg

om de genodigden uit te nodigen2

voor de bruiloft

en ze wilden niet komen.

4 Weer zond hij andere dienaren met de woorden:

zegt tot de genodigden:

zie mijn maaltijd heb ik gereed gemaakt,

mijn stieren en de gemeste dieren zijn geslacht

en alles is gereed;

kom naar de bruiloft.

5 Maar zij negeerden hen en gingen weg,

de één naar zijn eigen akker,

de ander naar zijn handel.

6 De overigen grepen zijn dienaren,

mishandelden en doodden hen.

7 Maar de koning ontstak in woede

en zond zijn troepen,

hij liet die moordenaars ombrengen

en stak hun stad in brand.

8 Toen zei hij tot zijn dienaren:

de bruiloft staat gereed

maar de genodigden waren het niet waard;

9 ga dus naar de kruisingen van de wegen

en zoveel je er maar vindt,

nodig ze uit voor de bruiloft.

10 En die dienaren gingen weg naar de wegen

en verzamelden allen die ze (konden) vinden,

bozen en goeden;

en de bruiloftszaal werd gevuld met maaltijdsgasten3 .

11 Toen de koning binnenkwam

om de maaltijdsgasten te aanschouwen

zag hij daar een mens

die niet gekleed was in bruiloftskleding,

12 en hij zei hem:

vriend,

hoe ben je hier binnengekomen,

zo zonder bruiloftskleding?

Hij deed er het zwijgen toe.

13 Toen zei de koning tot de bedienden:

bind zijn handen en voeten vast

en werp hem uit, in de buitenste duisternis;

daar zal het geween zijn

en het geknarsetand.

14 Want velen zijn genodigd,

maar weinigen uitverkoren.

Noten

1: vgl.NaB: een mens, een koning. Weglaten lijkt mij niet zinvol, want het gaat om de tegenstelling: koninkrijk der hemelen –mensenkoning

2: tweemaal klinkt het ww. ‘nodigen’. Het geeft de nadruk ervan weer

(3): lett. hen die aanlagen

Scroll naar boven