Johannes 17,1-13

 


afscheidsgebed

een aartsvaderlijk afscheid

1=Dit sprak Jezus (cf. Dt31:16-33, afscheidsgebed)

en terwijl hij zijn ogen ophief naar de hemel, zei hij:

“Vader, (zo in vss. 1, 5, 11, 21, 25, i.t.t. 5:18)

gekomen is het uur (cf. 2:4, 4:21, 13:1)

verheerlijk je zoon,

opdat de zoon jou verheerlijkt;

2
zoals jij hem macht over alle vlees geeft,
opdat hij alles wat jij hem hebt gegeven
zou geven aan hen tot eeuwig leven.
3
Dit is het eeuwige leven,
dat zij jou kennen:
de enige waarachtige God,
en hem die jij zendt: Jezus Christus.
4
Ik verheerlijk jou op de aarde,
door het werk te volbrengen
dat jij mij hebt gegeven om te doen;
5
en nu verheer¬lijk mij, vader,
bij jezelf, met de heerlijkheid die ik had,
voordat de wereld er was, bij jou.
6
Ik maak jouw naam bekend aan de mensen
die jij mij geeft uit de wereld;
voor jou waren zij en mij heb je hen gegeven (cf vs9)
en jouw woord hebben zij bewaard;
7
nu erkennen zij dat alles wat jij mij hebt gegeven
van jou [afkomstig] is;
8
dat de woorden die jij mij hebt gegeven,
ik hen gegeven heb
en zij hebben ze aangenomen / aanvaard
en erkennen werkelijk dat ik van jou kom
en zij vertrouwen erin
dat jij mij hebt gezonden.
9
Ik bid voor hen,
niet voor de wereld bid ik,
maar voor hen die jij mij hebt gegeven,
10
want zij zijn voor jou
en alles wat van mij is, is van jou
en wat van jou is, is van mij
en ik ben groot gemaakt onder hen.
11
Niet meer ben ik in de wereld,
maar zij zijn in de wereld
en ik kom naar jou toe:
heilige vader, bewaar hen in jouw naam
waarin je hen mij hebt gegeven,
opdat zij één zijn, zoals wij.
12
Zolang ik bij hen was,
heb ik hen bewaard in jouw naam,
waarin je hen mij hebt gegeven
en ik bewaak hen
en niemand uit hen gaat te gronde,
behalve de zoon van de ondergang,
opdat de schrift vervuld zou worden
13
maar nu kom ik naar jou
en deze dingen zeg ik in de wereld,
opdat zij mijn vreugde hebben die in hen wordt vervuld.
 
Scroll naar boven