Jesaja 43,9-12
- Vertaling: Karel Deurloo
- voor 6 februari 2011: 5e na Epifanie (A-jaar)
- uit Jesaja: Jesaja 43,9-12
Noten
-
Nml. Israël, dat in de vergadering van de volken in het vervolg de oog– en oorgetuige van JHWH moet zijn. De kwestie van het who is who is op het eerste gehoor van de tekst niet duidelijk. Vandaar de toevoegingen voor het lezen tussen ronde haken. Voor het schema van deze `getuigenbijeenkomst’ zie: W. Beuken, Jesaja 2b [POT] 170, [verkort:]
8 Oproep om Israël in de vergadering van de volken te laten aantreden. 9 Constatering dat alle volken bijeen zijn. Rechtsvraag: Welke godheid deed zoiets; een gebeuren (in het verleden) van tevoren verkondigen, dat zich vervolgens ook voltrok ? 10-12 Israël tot getuige benoemd: Inderdaad, het was JHWH die dat deed! 13 Ook in de toekomst zal hij dat doen.↩︎
-
In vers 9 (vgl. 12) wordt het woord ‘goden’ vermeden om alle nadruk op de volken te laten vallen.↩︎