Exodus 4,18-31

 


18
Mozes ging heen
en keerde terug naar Jeter zijn schoonvader.
Hij zei tegen hem:
Ik wil gaan en terugkeren naar mijn broeders die in Egypte zijn.
Ik wil zien of ze nog in leven zijn.
Jitro zei tegen Mozes:
Ga in vrede.
19
JHWH zei tegen Mozes in Midjan:
Ga, keer terug naar Egypte,
want ze zijn gestorven, alle mannen die je leven zochten.
20
Mozes nam zijn vrouw en zijn zonen mee,
hij liet ze rijden op een ezel
en hij keerde terug naar het land Egypte.
Mozes nam de staf van God in zijn hand.
21
JHWH zei tot Mozes:
Nu je gaat om naar Egypte terug te keren,
zie er op toe
dat alle wondertekenen die ik in je hand heb gelegd,
dat je die verricht voor het aangezicht van Farao.
Ikzelf zal zijn hart verstokken,
zodat hij het volk niet laat gaan.
22
Je zult tot Farao zeggen:
Zo zegt JHWH:
‘Mijn zoon, mijn eersteling
is Israël!
23
— en dan zei ik tot jou:
‘Laat mijn zoon [vrij] gaan, opdat hij mij zal dienen.’
maar dan weigerde jij om hem te laten gaan1
Zie, ik ben het die zal ombrengen:
Jouw zoon, jouw eersteling.’
 
24
Het geschiedde onderweg in een nachtverblijf2
dat JHWH hem aantrof3
en hem zocht te doden4 .
25
Toen nam Sippora5 een [scherpe] steen,
ze sneed de voorhuid van haar zoon af
en ze raakte er zijn6 voeten7 mee aan.
Ze zei:
Ja, een bloedbruidegom ben je voor mij!
26
Hij liet van hem af,
Tóen zei ze het:
Bloedbruidegom!
met het oog op de besnijdenis.8
 
27
JHWH zei tot Aäron9 :
Ga Mozes in de woestijn tegemoet.
Hij ging en trof hem aan op op de berg Gods
en hij kuste hem.
28
Mozes meldde aan Aäron alle woorden van JHWH,
waarmee hij hem had uitgezonden
en alle tekenen die hij hem had geboden.
29
Mozes ging met Aäron verder
en zij brachten alle oudsten van de kinderen van Israël bij elkaar.
30
Aäron sprak alle woorden die JHWH gesproken had tot Mozes
en deed de tekenen voor de ogen van het volk
31
en het volk geloofde.
Ze hoorden dat JHWH het had opgenomen voor de kinderen van Israël10
en dat hij hun onderdrukking gezien had.
Zij knielden en bogen zich neer.
 

Noten

  1. In verrassende narratieven wordt het verhaal dat zich nog moet afspelen in uiterst korte bewoordingen hier al vooruitverteld. Voor het goede begrip is het belangrijk de omlijsting zoon, eersteling ook in de vertaling te laten horen.

    Ombrengen: vgl. het thema van dood en leven in vers 18/19 en in het directe vervolg.↩︎

  2. malon, ‘nachtverblijf’ en moelot, (plur.) ‘besnijdenis’: assonerend omlijstend.↩︎

  3. ‘aantreffen’, corresponderend met ‘aantreffen’ in vers 27.↩︎

  4. Het motief ‘God zien is sterven, tenzij … [de opdracht/roeping wordt vervuld]’, dat in Ex. 3:2 — 4:17 zo opvallend ontbreekt, wordt hier a.h.w. ingehaald. Het is zaak de corresponderende woorden precies en gelijkluidend te vertalen, anders wordt deze passage in de vertaling volstrekt duister.↩︎

  5. Sippora is hier de twaalfde ‘dochter’ die de zoon Mozes laat leven als haar Bloedbruidegom (Vgl Diss. J. Siebert-Hommes ‘Laat de dochters leven!’) Het verhaal telt na de twaalf zonen (1:1 vv) twaalf dochters van Sifra tot Sippora.↩︎

  6. ‘zijn’: Mozes naam wordt verzwegen!↩︎

  7. ‘voeten’, d.w.z. geslachtsstreek.↩︎

  8. Geldt een ev. egyptische besnijdenis dan niet? Mozes moet ritueel besneden zijn om Pesach te kunnen vieren bij de uittocht (14:48). Het is immers een Paasverhaal: van dood naar leven.↩︎

  9. Aansluitend bij 4:14. De locatie is dan ook dezelfde, de berg Gods.↩︎

  10. Vgl. Gen. 50: 25.↩︎

Scroll naar boven