Exodus 2,11-25

 


11
Het geschiedde in die dagen1,
toen Mozes groot was geworden,
dat hij naar buiten ging naar zijn broeders.
Hij zag hun lasten.
Hij zag hoe een egyptische man
een hebreeuwse man, een van zijn broeders, neersloeg.
12
Hij wendde zich naar hier en naar daar,
hij zag dat er niemand was
en sloeg de Egyptenaar neer.
Hij stopte hem weg onder het zand.
13
Hij ging de volgende dag naar buiten,
en zie, daar waren twee hebreeuwse mannen aan het ruziën.
Hij zei tegen degene die de schuld had:
Waarom sla jij je makker?
14
Hij zei:
Wie heeft jou tot hoofdman en rechter over ons aangesteld?
Wou je mij soms ombrengen,
zoals je die Egyptenaar hebt omgebracht?
Mozes schrok en zei [bij zich zelf]:
De zaak is vast en zeker bekend geworden!
15
Farao hoorde van die zaak.
Hij trachtte Mozes om te brengen.
Mozes vluchtte weg voor Farao
en kwam in het land Midjan te zitten.
Hij zat neer bij een waterput.
 
16
Nu had de priester van Midjan zeven dochters.
Zij kwamen water scheppen.
Ze vulden de drinkbakken
om de kudde van hun vader te drenken.
17
Toen kwamen er herders die hen wilden verjagen.
Mozes stond op, bevrijdde hen [van de herders]
en drenkte hun kudde.
18
De vrouwen2 kwamen bij Reüel hun vader terug en die zei:
Waarom zijn jullie vandaag zo vlug thuisgekomen?
19
Zij zeiden:
Een egyptische man heeft ons gered uit de handen van de herders!
Bovendien heeft hij met vaart3 water geschept
en de kudde gedrenkt.
20
Hij zei tegen zijn dochters:
Waar is hij dan?
Waarom hebben jullie die man daar achtergelaten?
Roep hem om brood te eten!
 
21
Mozes bewilligde erin om bij die man te blijven
en die gaf zijn dochter Sippora aan Mozes.
22
Zij baarde een zoon
en hij gaf hem de naam: ‘Gersjom’4
Want, zo zei hij:
‘Ik ben gastvreemdeling geworden in het buitenland.’
 
dat de koning van Egypte stierf,
maar de kinderen van Israël zuchtten, vanuit hun slavendienst,
zij schreeuwden,
en hun gejammer steeg op tot God, vanuit hun slavendienst.
24
God hoorde hun gekreun.
God gedacht zijn verbond met Abraham, met Isaak en met Jakob.
25
God zag de kinderen van Israël
en God kende …
 

Noten

  1. Niet ‘in die tijd’ [NBG ’51], een uitdrukking die overigens in de bijbel nog vaker voorkomt dan ‘in die dagen’.↩︎

  2. Hebr. ‘ze’, 3e pers. mv. vr., dus zonder Mozes.↩︎

  3. ‘met vaart’, weergave van de Inf. Energicus.↩︎

  4. ‘Vreemdeling-Daar’↩︎

  5. De verzen 23-25 zijn veeleer de inleiding tot het verhaal van Mozes’ roeping en moeten in de schriftlezing zeker bij hoofdstuk 3, waarin naar deze passage ‘verwezen’ wordt, voor het goede begrip klinken.

    Zie wat de NBV van deze thematische, poëtische regels maakt en hoe significante herhaling werd weggelaten.↩︎

  6. ‘vele’: en weer een dag en weer een dag in slavernij! Dat verandert niet nu er in Egypte een nieuwe periode begint. Dat woordje mag beslist niet wegvertaald worden.↩︎

Scroll naar boven