Exodus 15,22-27

 


Vert. A. van der Wal

22
Mozes liet toen Israël wegtrekken van de Rietzee.
Zij vertrokken naar de woestijn Soer.
Zij gingen een drietal dagen door de woestijn,
maar water vonden ze niet.
23
Toen kwamen zij in Mara,
maar de wateren van Mara waren niet te drinken.
Die zijn echt bitter!
Daarom noemt men haar ‘Mara’, ‘bittere’.
24
Toen roerde zich de gemeenschap tegen Mozes.
Men zei:
Wat moeten we dán drinken?
25
Die klaagde toen zijn nood bij JHWH.
Daarop wees JHWH hem een stuk hout.
Toen hij dat in de wateren wierp,
werden de wateren zoet. —
Daar heeft Hij hem stelregel en rechtsregel aangegeven
en daar heeft Hij hem beproefd.
26
Hij zei:
Als je goed luistert naar de stem van JHWH, je God,
en je doet wat recht is in zijn ogen,
je gehoorzaamt aan zijn geboden,
je onderhoudt al zijn leefregels,
elke plaag die Ik in Egypte heb gedaan,
zal Ik jou dan niet aandoen,
want Ik, JHWH, ben jouw genezer.
27
Toen kwamen zij in Elim.
Daar zijn twaalf waterbronnen en zeventig palmen.
Daar legerden zij zich bij de wateren.
Scroll naar boven