Deuteronomium 5,6-21

 


1
Mozes riep geheel Israël op, hij zei tot hen:
Hoor Israël, de inzettingen en de richtlijnen
die ik vandaag voor jullie oren spreek.
Leer ze en houd ze al doende.
2
JHWH onze God heeft op de Horeb een verbond met ons gesloten.
3
Niet met onze vaderen heeft JHWH dit verbond gesloten,
nee, met ons, wij die hier vandaag met ons allen in leven zijn.
4
Van persoon tot persoon heeft JHWH met jullie op de berg uit het vuur vandaan gesproken
5
– ik stond in die tijd tussen JHWH en jullie
om jullie het woord van JHWH te melden
want jullie vreesden voor de aanblik van het vuur
en de berg gingen jullie niet op –
 
Hij zei:
6
‘Ik ben JHWH je God die je deed uittrekken uit het land Egypte, uit het diensthuis.
7
Er mogen voor jou geen andere goden zijn
die het zicht op Mij in de weg staan.
8
Je mag geen uitgesneden godsbeeld maken,
geen enkele gestalte van wat in de hemel is boven,
van wat op de aarde is beneden
en van wat in de wateren beneden de aarde is,
9
je mag je voor hen niet neerwerpen en hen dienen
want ik, JHWH je God, ben een naijverig God
die de zonde van vaders aan de orde stelt bij zonen,
bij het derde en vierde geslacht van wie mij haten,
10
maar ik ben solidair met het duizendste geslacht
van wie mij liefhebben en mijn geboden houden.
11
Je mag de naam van JHWH je God niet voor niets met je meedragen
want JHWH zal niet voor onschuldig houden
wie zijn naam voor niets met zich meedraagt.
12
Houd de dag van de sabbat1 door die te heiligen
zoals JHWH je God je geboden heeft.
13
Zes dagen mag je wel dienstbaar zijn en al je werk doen
14
maar de zevende dag is het de sabbat van JHWH je God,
dan zul je al dat werk niet doen
jij, je zoon noch je dochter,
je dienstknecht noch je dienstmeid,
je rund, je ezel noch al je vee
noch je vreemdeling in je poort
zodat je dienstknecht en je dienstmeid net als jij kunnen rusten.
15
Gedenk dat je dienstknecht was in het land Egypte
en dat JHWH je God je van daar deed uittrekken
met een sterke hand en met een uitgestrekte arm.
Daarom heeft JHWH je God je geboden de dag van de sabbat te organiseren.
16
Eer je vader en je moeder zoals JHWH je God je heeft geboden
opdat je dagen lang van duur mogen zijn
opdat het je goed gaat op de grond die JHWH je God je geeft.
17
Je mag niet moorden.
18
Je mag niet echtbreken.
19
Je mag niet stelen.
20
Je mag niet als een valse getuige optreden tegen je makker.
21
Je mag niet begeren de vrouw van je makker,
niet je zinnen zetten op het huis van je makker of zijn veld,
zijn dienstknecht of zijn dienstmeid,
zijn rund, zijn ezel of ook maar iets wat van je makker is.’
 

Noten

  1. ‘Sabbat’ betekent ophouden.↩︎

Scroll naar boven