1 Timoteüs 2,1-7

 


Het doen van de gebeden in de gemeente — ter bevrijding

1
Dus roep ik allereerst op
tot het doen1 van gebeden
— voorbeden, pleidooien, dankzeggingen —
voor alle mensen,
2
voor koningen en allen in de hoogte2,
zodat wij een ongestoord en rustig leven kunnen leiden
in alle ontzag3 en waardigheid.
3
Dat is goed en welkom
voor onze Bevrijder: God4,
4
die wil dat alle mensen bevrijd worden
en tot waarachtig inzicht5 komen.
5
Want Eén is God6,
Eén is ook middelaar van God en mensen:
één7 mens, één gezalfde: Jezus,
6
die zichzelf gaf als losprijs voor allen —
het getuigenis voor8 deze bijzondere tijden9 .
7
Daartoe ben ik10 aangesteld
als heraut en gezant
— wat ik zeg is waarachtig11, ik lieg niet –,
als leraar van de volken, in waarachtig geloofsvertrouwen12 .
 

Noten

  1. dat actieve werkwoord laat de NBV helaas weg↩︎

  2. ‘die over ons gesteld zijn’ heeft de Naardense Bijbel — dubieus↩︎

  3. met εὐσέβεια vertaalt de LXX יִרְאָה‎↩︎

  4. de volgorde is opvallend, dus ook zo vertalen↩︎

  5. geen lidwoord, zoals de Willibrordvertaling↩︎

  6. bewust dubbelzinnig vertaald; de NBV vertaalt: ‘er is maar 1 God’↩︎

  7. geen lidwoord, zoals Statenvertaling, NBG ’51, Willibrord en NBV↩︎

  8. geen voorzetsel, dus geen ‘in’ of ‘op’↩︎

  9. of ‘de geëigende tijden’ of ‘zijn eigen tijd’↩︎

  10. met nadruk↩︎

  11. zegt meer dan ‘waar’, zo ook in vss. 4 en 7d↩︎

  12. Willibrord ‘in het ware geloof’ klinkt heel ouderwets dogmatisch↩︎

Scroll naar boven